De maagd van Orléans
Inhoud
- Voorstellingsinformatie
- In het kort
- Het verhaal
- Tijdlijn
- In gesprek met regisseur Dmitri Tcherniakov
- In gesprek met dirigent Valentin Uryupin
- Achtergrond: De maagd van Orléans – een geschiedenis van interpretaties
- Achtergrond: Jeanne d’Arc en Tsjaikovski
- Biografieën artistiek team
- Biografieën zangers
Voorstellingsinformatie
Voorstellingsinformatie
Voorstellingsinformatie
De maagd van Orléans
Pjotr Iljitsj Tsjaikovski (1840 – 1893)
Duur
2 uur en 50 minuten, inclusief een pauze
Deze voorstelling wordt gezongen in het Russisch. De voorstelling wordt boventiteld in het Nederlands (gebaseerd op de vertaling van Els de Roon Hertoge) en het Engels (vertaald door Jonathan Reeder).
Opera in vier bedrijven en zes scènes
Libretto
Samengesteld door de componist zelf, onder andere gebaseerd op het gelijknamige toneelstuk van Friedrich Schiller (1801) Wereldpremière 25 februari 1881 Mariinskitheater, Sint-Petersburg
Wereldpremière
25 februari 1881 Mariinskitheater, Sint-Petersburg
Muzikale leiding
Valentin Uryupin
Regie en decor
Dmitri Tcherniakov
Kostuums
Elena Zaitseva
Licht
Gleb Filshtinsky
Gevechtschoreografie
Ran Arthur Braun
Dramaturgie
Tatiana Werestchagina
Jeanne d’Arc
Elena Stikhina
Koning Charles VII
Allan Clayton
Agnès Sorel
Nadezhda Pavlova
Dunois
Vladislav Sulimsky
Lionel
Andrey Zhilikhovsky
De aartsbisschop
John Relyea
Raimond
Oleksiy Palchykov
Thibaut d’Arc
Gábor Bretz
Bertrand / Lauret / Strijder
Patrick Guetti
Een engelenstem
Eva Rae Martinez*
Minstreel
Tigran Matinyan
*De Nationale Opera Studio
Nederlands Philharmonisch
Koor van De Nationale Opera
Koordirigent
Edward Ananian-Cooper
Coproductie met The Metropolitan Opera, New York
Productieteam
Assistent-dirigent
Boudewijn Jansen
Junior assistent-dirigent
Kyungmin Park
Assistent-regisseurs
Thorsten Cölle
Annemiek van Elst
Avondregie
Annemiek van Elst
Assistent decorontwerper
Danila Travin
Assistent kostuumontwerper
Katrin Unger
Stagiairs regie
Gijs Groeneveld
Maxim Ershov
Repetitoren
Irina Sisoyeva
Frédéric Calendreau
Taalcoach
Alexandra Goloubitskaia
Assistent-koordirigent
Irina Sisoyeva
Taalcoach Koor
Irina Sisoyeva
Junior regieassistent Koor
Iris Skolidi
Voorstellingsleiders
Roland Lammers van Toorenburg
Marjolein Bergsma
Julia van Berkel
Zoë Pauel
Artistieke planner
Sonja Heyl
Kostuumsupervisor
Jojanneke Gremmen
Eerste toneelmeester
Jeroen Jaspers
Eerste belichter
Coen van der Hoeven
Eerste rekwisiteur
Niko Groot
Special Effects
Koen Flierman
Tweede rekwisiteur
Remko Holleboom
Eerste kleder
Jenny Henger
Eerste grimeurs
Trea van Drunen
Pim van der Wielen
Geluidstechnicus
Niels Mudde
Dramaturg
Niels Nuijten
Titelregisseur
Eveline Karssen
Bediening boventiteling
Maxim Paulissen
Senior Muziekbibliothecaris
Rudolf Weges
Productievoorbereider
Mark van Trigt
Productieleider
Emiel Rietvelt
Stagiair Productieleiding
Nikki Boerhof
Figuratie
Dick Addens
Jan Bakhuis
Annemarie Brandhorst
Victor Bouaziz-Viallet
Earl Daniël
John Fernon
Gijs Groeneveld
Maarten van Grootel
Sabine van der Helm
Yannick Jhones
Renzo Popolizio
Evgenia Rubanova
Floor Scholten
Anton Sherkin
Tijmen Teunissen
Alicia Verdú Macián
Nederlands Philharmonisch
1ste Viool
Ionel Manciu
Koen Stapert
Valentina Bernardone
Mascha van Sloten
Anuschka Franken
Henrik Svahnström
Derk Lottman
Marina Malkin
Paul Reijn
Camille Poirier-Lachance
Novile Maceinaite
Ilja Venema
Tamara Korkadze
Tessa Badenhoop
Eva Traa
2de Viool
David Peralta Alegre
Marlene Dijkstra
Mintje van Lier
Joanna Trzcionkowska
Marieke Boot
Inês Costa Pais
Karina Korevaar
Jeanine van Amsterdam
Eva de Vries
Anita Jongerman
Wiesje Nuiver
Elisa Dijkstra
Phoebe Tarleton
Altviool
Hannah Strijbos
Martina Forni
Teresa Caleiro
Wouter Huizinga
Mateo García Martín
Marjolein de Waart
Avi Malkin
Christina Schoonakker
Iker Isasi Saez
Anna Smith
Cello
Nuala McKenna
Douw Fonda
Liesbeth Bosboom
Anjali Tanna
Carin Nelson
Nitzan Laster
Atie Aarts
Manon Leroux
Contrabas
Gabriel Abad Varela
Mario Torres Valdivieso
Sorin Orcinschi
Julien Beijer
Larissa Klipp
Dobril Popdimitrov
Fluit
Leon Berendse
Andreia Serra da Costa
Elke Elsen
Anna May van der Feen
Hobo
Toon Durville
Dario Carmona Beltran
Maxime le Minter
Klarinet
Rick Huls
Davide Simionato
Fagot
Remko Edelaar
Jaap de Vries
Hoorn
Tiago Branco Campos
Stef Jongbloed
Miek Laforce
Fred Molenaar
Trompet
Gertjan Loot
Jeroen Botma
Marc Speetjens
Joost Hettinga
Trombone
Bram Peeters
Niels Jacobs
Mario Machado
Tuba
David Kutz
Pauken
Theun van Nieuwburg
Slagwerk
Matthijs van Driel
Diego Jaen Garcia
Nando Russo
Harp
Sandrine Chatron
Kerstin Scholten
Orgel
Francisco Fernandes
Bühne
Trompet
Tiago Baeza
David Pérez Sanchez
Andre Ponte
Sergi Serra Buscallà
Trombone
Tomas Ferreira
Mathis Lenormand
Cyril Beijer
Jelle Koertshuis
Productieleider orkest
Frouke Terpstra
Koor van De Nationale Opera
Sopranen
Aliya Akhmedeeva
Esther Adelaar
Diana Axentii
Lisette Bolle
Else-Linde Buitenhuis
Jeanneke van Buul
Caroline Cartens
Antonia Dunjko
Nicole Fiselier
Maaike Hupperetz
Simone van Lieshout
Tomoko Makuuchi
Vesna Miletic
Sara Pegoraro
Lise Petrovich
Elizabeth Poz
Jannelieke Schmidt
Sandra Siniväli
Kiyoko Tachikawa
Imara Thomas
Varvara Tishina
Claudia Wijers
Ruth Willemse
Alten/Mezzi
Rosalie Ardts
Irmgard von Asmuth
Maaike Bakker
Elsa Barthas
Daniëlla Buijck
Rut Codina Palacio
Johanna Dur
Valerie Friesen
Yvonne Kok
Maria Kowan
Myra Kroese
Liesbeth van der Loop
Liza Lozica
Delphine Martens
Itzel Medecigo
Maria de Moel
Maaike Molenaar
Emma Nelson
Sophia Patsi
Marieke Reuten
Barbara Tetenberg
Klarijn Verkaart
Tenoren
Gabriele Bonfanti
Wim-Jan v. Deuveren
Frank Engel
Ruud Fiselier
Cato Fordham
Livio Gabrielli
Dimo Georgiev
John v. Halteren
Robert Kops
Raimonds Linajs
Roy Mahendratha
Tigran Matinyan
Martin van Os
Richard Prada
Mitch Raemaekers
Mirco Schmidt
François Soons
Jeroen de Vaal
Bert Visser
Rudi de Vries
Bas/Baritons
Ronald Aijtink
Peter Arink
Alfonso Michele Ciulla
Jeroen van Glabbeek
Julian Hartman
Agris Hartmanis
Hans Pieter Herman
Sander Heutinck
Richard Meijer
Matthijs Mesdag
Maksym Nazarenko
Tobias Odenwald
Christiaan Peters
Hans Pootjes
Matthijs Schelvis
Jaap Sletterink
Vincent Spoeltman
René Steur
Berend Stumphius
Rob Wanders
Marijn Zwitserlood
In het kort
Over de regisseur, de componist, de vele DNO-debuten én Jeanne d'Arc.
In het kort
Dmitri Tcherniakov
De gevierde regisseur Dmitri Tcherniakov keert terug bij De Nationale Opera met Tsjaikovski’s zelden opgevoerde opera De maagd van Orléans. Tcherniakov staat internationaal bekend om zijn vernieuwende en psychologisch indringende interpretaties van het Russische operarepertoire. Zijn ensceneringen kenmerken zich door een sterke personenregie, waarbij hij de innerlijke drijfveren en kwetsbaarheid van zijn personages blootlegt. In De maagd van Orléans plaatst hij Jeanne d’Arc in een rechtszaal, terwijl ze steeds verder verscheurd raakt tussen innerlijke overtuiging en maatschappelijke verwachtingen.
Jeanne d’Arc
Jeanne d’Arc (1412–1431) is een van de meest intrigerende en veelbesproken figuren uit de geschiedenis. Als jonge vrouw leidde zij Franse troepen tijdens de Honderdjarige Oorlog naar een overwinning op de Engelsen bij Orléans. Later werd zij door de vijand gevangengenomen, berecht en veroordeeld tot de brandstapel. Na haar dood groeide zij uit tot heldin van het Franse volk, een symbool van geloof en moed. Of het nu in de kunst, de populaire cultuur, of in maatschappelijke en politieke stromingen is – Jeanne blijft door de eeuwen heen een onuitputtelijke bron van verbeelding en interpretatie.
Tsjaikovski’s grand opéra
Pjotr Iljitsj Tsjaikovski (1840-1893) is een van de meest geliefde en invloedrijke componisten uit de Russische muziekgeschiedenis. Rond de tijd dat hij werkte aan De maagd van Orléans (1878-1879), bevond de componist zich in een bewogen hoofdstuk van zijn leven. Zijn privéleven werd gekenmerkt door innerlijke onrust en een desastreus huwelijk, terwijl hij artistiek zijn meest productieve periode doormaakte. Hij schreef De maagd van Orléans kort na zijn opera Jevgeni Onjegin en zijn wereldberoemde ballet Het zwanenmeer, en waagt zich met dit werk aan een groots opgezet historisch drama, geïnspireerd door de Franse traditie van grand opéra
Muzikale krachten
Deze nieuwe productie van De maagd van Orléans in Amsterdam staat onder muzikale leiding van Valentin Uryupin, die hiermee zijn debuut maakt bij De Nationale Opera. Hij dirigeert het Nederlands Philharmonisch en het Koor van De Nationale Opera in Tsjaikovski’s groots opgezette partituur. Sopraan Elena Stikhina, die eerder furore maakte bij DNO als Madama Butterfly, Suor Angelica en Tosca, vertolkt de titelrol. Zij wordt omringd door een solistencast van wereldformaat, met onder anderen tenor Allan Clayton (koning Charles VII), baritons Andrey Zhilikhovsky (Lionel) en Vladislav Sulimsky (Dunois), en bas John Relyea (De aartsbisschop), die allemaal hun DNO-debuut maken.
Het verhaal
Jeannes vader, Thibaut, waarschuwt iedereen voor de gevaren die hen te wachten staan. De oorlog is nabij, en in zulke onzekere tijden moet Jeanne gehoorzamen aan de wil van haar vader ...
Het verhaal
Eerste bedrijf
Jeannes vader, Thibaut, waarschuwt iedereen voor de gevaren die hen te wachten staan. De oorlog is nabij, en in zulke onzekere tijden moet Jeanne gehoorzamen aan de wil van haar vader: ze moet trouwen met Raymond, met wie ze als kind al verloofd was. Jeanne weigert, tot grote woede van haar vader. Hij beschuldigt haar ervan onder invloed te staan van duistere krachten. Jeanne bekent dat ze een roeping heeft die een gelofte van kuisheid vereist. Ze voelt dat het haar taak is om het bloedvergieten te stoppen en een einde te maken aan het menselijk lijden. Wanneer ze alleen achterblijft, overtuigt Jeanne zichzelf ervan dat het nu tijd is om te handelen. Ze wordt overmand door twijfel en angst, tot ze stemmen hoort die haar moed en vertrouwen geven.
Tweede bedrijf
De oorlog woedt voort. In het koninklijk kasteel probeert de ridder Dunois intussen koning Charles ertoe te bewegen zijn trots en verantwoordelijkheidsgevoel terug te vinden, want de koning heeft al zijn taken verwaarloosd. Maar geen van Dunois’ woorden, over de lege schatkist, militaire nederlagen en deserties – maakt indruk. De koning zoekt afleiding in de armen van zijn geliefde Agnès Sorel. Wanneer Dunois hoort dat de moedeloze koning van plan is te vluchten, dreigt hij zijn taken neer te leggen. Op dat kritieke moment verschijnt redding: de komst van een wonderbaarlijke maagd, brengster van de overwinning. De aartsbisschop is bereid het wonder officieel te bevestigen. Voor de verzamelde menigte verschijnt Jeanne. Ze is ervan overtuigd dat als zij de koning kan helpen, ze daarmee iedereen helpt. Op bevel van Charles krijgt Jeanne buitengewone macht toegekend.
Derde bedrijf
Jeanne ontmoet de vijandige ridder Lionel. Er breekt een gevecht uit, maar plotseling stokt Jeanne – ze kan haar blik niet van Lionels gezicht afwenden. Ze kan hem de genadeklap niet geven en spoort hem aan te vluchten. Verward en geraakt vraagt Lionel haar hem te volgen. Jeanne verliest haar zelfvertrouwen en raakt overweldigd door haar gevoelens. Ze heeft het gevoel dat ze haar heilige gelofte heeft geschonden.
Charles viert zijn kroning en eert Jeanne openlijk als zijn heldin. Plotseling stapt haar vader Thibaut uit de schaduw. Hij beschuldigt zijn dochter ervan met duistere machten te heulen en eist dat ze publiekelijk haar onschuld bewijst. Dunois trekt zijn zwaard om haar te beschermen, maar Jeanne zwijgt, overtuigd dat ze zich niet kan verdedigen. Iedereen keert zich van haar af. Ook de aartsbisschop stelt haar dezelfde vraag: is ze schuldig? Geen antwoord. Allen verlaten haar. Lionel biedt haar zijn bescherming aan, maar Jeanne wijst hem af.
Vierde bedrijf
Jeanne is alleen, verteerd door wanhoop en verlangen. Twijfelend aan haar roeping en verstoten door allen, wacht ze en roept wanhopig om Lionel. Wanneer hij komt, hoort ze de stemmen: ze heeft haar geloften gebroken, ze heeft aardse liefde toegelaten in haar hart.
Jeanne wordt ter dood veroordeeld. In aanwezigheid van een grote menigte wordt ze voorbereid op haar executie. Dan hoort ze opnieuw de stemmen – ditmaal brengen ze haar vergeving.
Tijdlijn
Van het begin van de Honderjarige Oorlog in 1337 tot de heiligverklaring van Jeanne d'Arc in 1920.
Tijdlijn
1337
Nadat de Engelse koning Edward III aanspraak maakt op de Franse troon is de aanval geopend en begint de Honderdjarige Oorlog tussen deze twee grootmachten.
1412
Jeanne d’Arc wordt in januari geboren in het dorpje Domrémy, waar ze als jong meisje engelenstemmen hoort die haar aansporen om haar heilige opdracht te vervullen: een vroom (en maagdelijk) leven leiden en Frankrijk redden.
1429
In Chinon ontmoet Jeanne de dauphin, de kroonprins van Frankrijk, aan wie zij onder meer de bevrijding van Orléans en zijn kroning tot koning Charles VII voorspelt. Beide voorspellingen komen dat jaar nog uit en Jeanne krijgt de bijnaam ‘de maagd van Orléans.’
1430
Na een mislukte poging om Parijs terug te winnen, wordt Jeanne gevangengenomen door de Bourgondiërs, die haar verkopen aan de vijandige Engelsen.
1431
In januari begint het proces tegen Jeanne, waarin zij wordt beschuldigd van ketterij, hekserij en travestie – tijdens haar had ze zich soms als man verkleed. Ze wordt veroordeeld tot de doodstraf. Op 30 mei 1431 sterft Jeanne op 19-jarige leeftijd op de brandstapel.
1452
Aan het einde van de Honderdjarige Oorlog komt een campagne op gang om Jeannes proces te herzien en haar naam te zuiveren. In 1456 wordt haar veroordeling nietig verklaard en zal Jeanne postuum uitgroeien tot grote heldin van Frankrijk.
1801
Op 11 september gaat het toneelstuk Die Jungfrau von Orléans van de Duitse toneelschrijver Friedrich Schiller in première in Leipzig. Het toneelstuk wordt erg populair en inspireert vele andere schrijvers en kunstenaars.
1840
Op 7 mei wordt Pjotr Iljitsj Tsjaikovski geboren in Votkinsk, een plaatsje aan de rand van het Oeralgebergte, ongeveer duizend kilometer ten oosten van Moskou.
1878
Na het lezen van Schillers toneelstuk, in een populaire Russische vertaling van Vasili Zjoekovski uit 1821, begint Tsjaikovski met het schrijven van De maagd van Orléans.
1881
De maagd van Orléans gaat op 13 februari in première in het Mariinskitheater in Sint-Petersburg, met groot succes. Twee weken later wordt de Russische keizer Alexander II vermoord en worden verdere voorstellingen van de opera afgezegd in het kader van nationale rouw.
1893
Op 6 november overlijdt Tsjaikovski op 53-jarige leeftijd in Sint-Petersburg. Tot op de dag van vandaag is zijn muziek geliefd en worden veel van zijn werken nog altijd uitgevoerd, waaronder de beroemde balletten Het zwanenmeer en De notenkraker en de opera’s Jevgeni Onjegin en Pique Dame.
1920
Jeanne d’Arc wordt heiligverklaard door paus Benedictus XV. Tot op heden is zij een van de bekendste figuren uit de middeleeuwen en is zij een inspiratie voor vele schrijvers, muzikanten, filmmakers en anderen.
“Jeanne brandt van binnenuit”
Na zijn eerdere producties van De legende van de onzichtbare stad Kitesj (2013) en Prins Igor (2017) is regisseur Dmitri Tcherniakov terug in Amsterdam. Dit keer met een zelden opgevoerde opera van Tsjaikovski, De maagd van Orléans.
In gesprek met regisseur Dmitri Tcherniakov
“Jeanne brandt van binnenuit”
Na zijn eerdere producties van De legende van de onzichtbare stad Kitesj (2013) en Prins Igor (2017) is regisseur Dmitri Tcherniakov terug in Amsterdam. Dit keer met een zelden opgevoerde opera van Tsjaikovski, De maagd van Orléans.
Tekst: Andrei Zorin
De maagd van Orléans wordt minder vaak uitgevoerd dan andere opera’s van Tsjaikovski en is door sommigen zelfs als een mislukking afgedaan. Wat trok u aan om het tóch te ensceneren?
“Ik zou de opera niet zijn meest geslaagde noemen, maar zeker geen mislukking. Ik ken het werk al sinds mijn jeugd – ik zag het voor het eerst in de jaren tachtig in de Opera van Odessa. Ik herinner me de details niet meer, maar iets eraan raakte me diep. Er zat een geheim in, iets dat ik niet kon uitleggen. Later, toen ik het opnieuw hoorde als volwassene, bleef dat gevoel. Ik kon er nooit helemaal in geloven: het klonk soms bombastisch, onecht, dan weer te plechtig of te veel beïnvloed door andere componisten en stijlen. En toch, dat gevoel van een verborgen mysterie liet me niet los. Ik heb altijd gedacht: ooit komt deze titel aan de beurt, al was het maar om te ontdekken wat dat geheim is.”
“Er gaat een hardnekkig gerucht dat Tsjaikovski zelf, ontevreden over het resultaat, van plan was het werk later te herzien. Sommigen beweren zelfs dat er schetsen of een tweede, ‘verbeterde’ versie bestaan, ergens opgeborgen in een nalatenschap. Ik heb ooit geprobeerd dat uit te zoeken, maar er bleek niets van waar. En nu sta ik dus oog in oog met deze vreemde opera – een werk waarin momenten van hartverscheurende schoonheid naast passages staan die klinken als plotselinge uitbarstingen van Meyerbeer, of van wie Tsjaikovski op dat moment ook probeerde te leren. Wat mij drijft, is het raadsel zelf: wat is het dat me, ondanks alles, nog steeds blijft boeien?”
Ondanks het grote aantal personages is De maagd van Orléans in wezen een opera met één hoofdpersoon. Het hele drama draait om Jeanne, een figuur waar Europese kunstenaars al vijf eeuwen steeds weer naar terugkeren. Hoe past deze enscenering in die traditie, en wat is uw persoonlijke band met Jeanne?
“Het is waar: de mooiste muziek in de opera hoort bij Jeanne. Je voelt dat zij het brandpunt is van Tsjaikovski’s inspiratie. Als ze te lang afwezig is, begin je haar bijna te missen, je wacht op haar terugkeer.”
“Het beeld dat we van Jeanne d’Arc hebben, komt vooral uit haar proces: de aanklachten, de getuigenverklaringen, de ondervragingen. Ze werd als het ware onder een vergrootglas gelegd; men wilde haar doorgronden, ontleden. We weten dat men zelfs iemand op haar afstuurde die zich voordeed als vriend, alleen om haar te laten praten en haar vervolgens te verraden.”
“Jeanne is een onruststoker, iemand die niet in een hokje past. Ik wil haar niet gebruiken als symbool voor een hedendaagse beweging of ideologie, daar is ze te vaak voor misbruikt. In de loop der eeuwen is ze afwisselend neergezet als heilige, bedrieger, patriottisch icoon of revolutionair voorbeeld. Wat mij boeide, was niet ‘de’ Jeanne van de geschiedenis, maar Tsjaikovski’s Jeanne – zijn eigen, persoonlijke interpretatie. Mijn taak was om naar háár te luisteren.”
Tsjaikovski begon aan deze opera vlak na Jevgeni Onjegin, dat zijn doorbraak als opera - componist betekende. Uw eigen productie van Onjegin was ook een belangrijk moment in uw carrière. Ziet u een verband tussen die twee werken?
“Het meest voor de hand liggende verband is de tijd: er zit maar een paar jaar tussen. Het blijft opmerkelijk dat de componist van het intieme, fijnzinnige Onjegin daarna een kolossaal ‘grand opéra’-spektakel schrijft, met koren, veldslagen, kroningen en balletten – helemaal in de Franse stijl. Toch loopt er een duidelijke rode draad door alle werken van Tsjaikovski: zijn vrouwelijke hoofdpersonages. Tatjana in Onjegin, Maria in Mazeppa, Nastasja in De Opritsjnik, Lisa in Pique Dame. Jeanne hoort in dat rijtje thuis. Het zijn allemaal visionairs die de wereld om hen heen ontregelen en daar uiteindelijk zelf aan ten onder gaan. Elk van hen breekt, op een beslissend moment, met haar eigen leven, met wat ‘hoort’. Het is een daad van moed, maar ook van zelfvernietiging. Hun opstand is zowel schitterend als tragisch, maar het lef om dat te doen blijft adembenemend.”
Kunt u iets vertellen over uw regieconcept en waarom u denkt dat het bij een hedendaags publiek zal aanslaan?
“Voor mij ligt de sleutel in het herdenken van de hele dramaturgie. Een probleem van de opera is namelijk het libretto. Tsjaikovski schreef het zelf, naar Schiller en andere bronnen, en het is nogal onevenwichtig. Wij hebben gekozen voor een nieuwe structuur die het verhaal niet lineair vertelt, maar cirkelvormig, met Jeanne als middelpunt. De kern van de voorstelling is het proces, haar veroordeling. We zien haar daar, alleen, belaagd, al gebrandmerkt. De scènes met andere personages verschijnen als getuigenissen: vóór of tegen haar. De rechtszaak wordt voortdurend onderbroken door flashbacks, herinneringen, hallucinaties, visioenen. Wat we zien, is haar innerlijke wereld: hoe iemand geestelijk en emotioneel breekt onder een ondraaglijke druk.”
“Vanaf het eerste moment is duidelijk dat Jeanne anders is. Ze brandt van binnenuit, alsof ze bezeten is door een idee. Ze wil het universum in vuur en vlam zetten, een gletsjer doen smelten. Ze is geen oorlogszuchtige figuur; ze strijdt voor verlossing, voor het einde van menselijk lijden. Maar we zien hoe de mensen om haar heen haar laten vallen, de een na de ander. Wie ze hielp, keert zich tegen haar; wie ze vertrouwde, verraadt haar. Uiteindelijk blijft er niets over, behalve de harde conclusie dat de wereld fundamenteel onrechtvaardig is en dat alles – werkelijk alles – zinloos lijkt.”
“Eenvoudig, helder en kleurrijk”
Dirigent Valentin Uryupin, een specialist op het gebied van de bekende én minder bekende opera’s van Tsjaikovski, maakt zijn debuut bij De Nationale Opera met dit epische verhaal over voorbestemming, plicht en liefde.
In gesprek met dirigent Valentin Uryupin
“Eenvoudig, helder en kleurrijk”
Dirigent Valentin Uryupin, een specialist op het gebied van de bekende én minder bekende opera’s van Tsjaikovski, maakt zijn debuut bij De Nationale Opera met dit epische verhaal over voorbestemming, plicht en liefde.
Tekst: Benjamin Rous
Valentin Uryupin heeft alle zes opera’s die Tsjaikovski componeerde tijdens zijn artistieke volwassenheid op zijn repertoire. De productie van De maagd van Orléans in Amsterdam is al de tweede die hij dirigeert van dit zelden opgevoerde werk. “Er is een aantal voor de hand liggende redenen waarom ik deze opera’s dirigeer: in West-Europa wonen nu eenmaal weinig mensen die de Russische taal beheersen en kennis van de taal is belangrijk voor dit repertoire, eigenlijk voor elke soort opera. Iemand moet deze prachtige opera’s dirigeren, ook de minder bekende werken.” Maar er is zeker ook een persoonlijke interesse, namelijk om het ontwikkelingsproces van de Russische opera te volgen vanaf Michail Glinka (1804-1857, een componist die wordt gezien als de oervader van de Russische klassieke muziek, red.).
De maagd van Orléans neemt een interessante plaats in binnen deze ontwikkeling. Het was de eerste opera die Tsjaikovski schreef na zijn lyrische, intieme Jevgeni Onjegin, het werk dat zijn echte doorbraak als volwassen operacomponist betekende na verschillende minder succesvolle pogingen. “Het verbaast me nog steeds hoe Tsjaikovski in Onjegin de sfeer en vereisten van het stuk zo precies begreep. Het is een absoluut meesterwerk. Onjegin is een van de weinige opera’s waarbij ik als dirigent niets hoef te retoucheren of aanpas - singen aan de orkestratie hoef te maken. Het kan exact zo worden uitgevoerd als het is geschreven.”
“De maagd van Orléans treft het ondankbare lot om te volgen na die ongelooflijke prestatie. Het is interessant om te zien dat Tsjaikovski zichzelf een paar specifieke doelen lijkt te hebben gesteld voor deze nieuwe opera. Vóór Onjegin had hij niet echt een persoonlijk credo voor het schrijven van een opera. Maar in een brief uit 1879 aan Nadezjda von Meck, zijn toegewijde beschermvrouwe, schreef hij dat opera’s ‘eenvoudig, helder en kleurrijk’ moeten zijn. Het is misschien geen stelregel die hij daarna altijd heeft gevolgd, maar in deze opera zien we echt dat hij dit poogt te bereiken.”
Tsjaikovski’s minst Russische opera
De maagd van Orléans vertelt het welbekende verhaal van Jeanne d’Arc. Voor dit Franse historische onderwerp baseerde Tsjaikovski zich voornamelijk op het toneelstuk van Friedrich Schiller, aangevuld met enkele andere bronnen. Het staat ver af van de intrinsiek Russische wereld van Poesjkins roman Jevgeni Onjegin. “We weten nooit precies waarom componisten bepaalde onderwerpen kiezen, wat hun verbeelding doet ontbranden wanneer ze iets lezen, wat de katalysator is. Mijn persoonlijke gevoel bij Tsjaikovski is dat hij weliswaar hield van zijn land, maar dat zijn culturele oriëntatie veel verder reikte dan Rusland. Hij was een goed opgeleide man en kende de Europese muziek door en door. Mozart was zijn absolute idool. Hij reisde vaak, vooral naar Frankrijk, en probeerde geen enkel belangrijk nieuw muziekstuk of nieuwe opera te missen. Zijn visie is universeler dan die van sommige van zijn tijdgenoten, zoals Moessorgski en Borodin die behoorden tot het zogenaamde ‘Machtige Hoopje’.”
We kunnen gerust stellen dat De maagd van Orléans, samen met zijn laatste opera Iolanta, de minst Russische opera van Tsjaikovski is. Er zit geen muziek in die gebaseerd is op Russische volksmuziek. In deze opera nam hij duidelijk een voorbeeld aan de Franse grand opéra, waarvan de populariteit op dat moment al wat tanende was. Die invloed blijkt uit enkele spectaculaire massascènes, waarin hij met het koor grootse toneelbeelden creëert. Hij schreef ook, vooral in de tweede akte, decoratieve balletmuziek, een essentieel onderdeel van de grand opéra. We moeten misschien toegeven dat dit niet zijn allersterkste muziek is, en in latere ensceneringen is die dan ook vaak weggelaten. Ook Dmitri Tcherniakov en ik hebben besloten om die balletten te schrappen, simpelweg om de sterke gedeeltes van de opera meer in de schijnwerpers te zetten.’
Iets nieuws
De maagd van Orléans werd goed ontvangen in Rusland en het was de eerste opera van Tsjaikovski die in het buitenland werd opgevoerd. Maar het aanvankelijke succes was van korte duur. De opera verdween al snel van het repertoire in Rusland, en wint pas de laatste tijd weer aan populariteit. “De opera heeft veel sterke punten. Een van de hoogtepunten voor mij is het gebed uit de eerste akte, dat een sterke emotionele impact heeft. Sommigen noemen het gebed het Russische ‘Va, pensiero’, wat iets zegt over de uitzonderlijke kwaliteit van de muziek. Het is een deel van de opera waarin ik voel dat de componist iets bereikte wat nieuw voor hem was. Het heeft de intimiteit van iemand die tot de hemel bidt, uitgebreid naar een menigte mensen maar zonder dat de muziek aan zeggingskracht verliest of oppervlakkig wordt. Het is eenvoudig en helder, maar tegelijkertijd ongelooflijk warm.
Die warmte kan Tsjaikovski in zijn zwakkere momenten nog wel eens ontberen, maar in zijn sterkste momenten bereikt hij deze krachtige intimiteit als geen ander, gecombineerd met een lyrische eenvoud. En daarna krijgen we nog een absoluut meesterwerk, de aria van Jeanne die afscheid neemt van de plek waar ze is opgegroeid. Het is jammer dat beide stukken al aan het begin van de opera komen. Die tweede helft van de eerste akte is echt een van de sterkste gedeeltes van de hele opera. Dat geeft mij als dirigent de motivatie om die intensiteit ook in de volgende delen vast te houden.”
Sterke vrouwelijke personages
In al zijn opera’s vereenzelvigt Tsjaikovski zich sterk met zijn vrouwelijke hoofdpersonen. Jeanne d’Arc is een personage dat verscheurd wordt tussen haar goddelijke missie en de uitdagingen van het aardse leven en de liefde. “Het portret van Jeanne is door de hele opera heen erg krachtig. Negentig procent van de opera draait om haar. Tsjaikovski was een uitzonderlijk componist van vrouwelijke rollen. Hij vond altijd sterke kleuren en buitengewoon diepe en ontroerende muziek om ze te schilderen. Maar aan de liefdesrelatie van Jeanne met Lionel, de vijandige Bourgondische ridder, zit iets onnatuurlijks. In het Russisch zeggen we soms dat iets met witte draad is genaaid, waarmee we bedoelen dat twee dingen heel duidelijk aan elkaar zijn vastgemaakt die misschien niet zo bij elkaar passen. Je hoort dat Lionels muziek weliswaar goed en effectief is, maar ook een beetje algemeen. De keizerlijke theaters hadden natuurlijk hun eigen regels over wat een goede opera was, en zelfs als ze die niet oplegden, zal Tsjaikovski hebben geweten dat het publiek bepaalde verwachtingen had. En daar hoort uiteraard een liefdesverhaal bij. Dit is misschien een deel van de opera dat een beetje geholpen moet worden, zowel door de dirigent als de regisseur, anders werkt het dramatisch niet echt.”
“Hetzelfde geldt enigszins voor de grote finale van de derde akte, wanneer Jeanne wordt verketterd. Uit bronnen uit de tijd van de eerste opvoeringen weten we dat dit het minst populaire deel was bij het publiek. Tsjaikovski gaf de schuld aan de slechte enscenering, maar ik denk dat we kunnen concluderen dat zijn principe van ‘eenvoudig, helder en kleurrijk’ hier het minst geslaagd is, dat de muziek hier en daar zelfs een beetje repetitief wordt. Dus ook in dit deel hebben we een aantal muzikale ingrepen gedaan, waarbij voldoende materiaal overblijft voor de uiteenzetting van het verhaal, maar we daarna meteen overgaan naar die delen met de sterkste menselijke conflicten. Ik vind dat het onze verantwoordelijkheid is om het stuk zo goed, duidelijk en evenwichtig mogelijk te laten klinken en zo de beste dramatische effecten te bereiken. Ik geloof dat Tsjaikovski, net als veel andere Russische componisten, zich meer richtte op waarheid in zijn muziek dan alleen op schoonheid. Daarom willen we deze waarheid zo goed mogelijk op het podium overbrengen.”
De maagd van Orléans – een geschiedenis van interpretaties
Zelfs naar de maatstaven van een kunstvorm die zo kosmopolitisch en tijdsoverstijgend is als opera, vormt De maagd van Orléans van Tsjaikovski een bijzonder complex en gelaagd weefsel van culturen en tijdperken.
De maagd van Orléans – een geschiedenis van interpretaties
Het vrouwelijke, het heroïsche en het goddelijke
Zelfs naar de maatstaven van een kunstvorm die zo kosmopolitisch en tijdsoverstijgend is als opera, vormt De maagd van Orléans van Tsjaikovski een bijzonder complex en gelaagd weefsel van culturen en tijdperken. De martelares uit de Franse middeleeuwen die de Russische componist inspireerde, verwierf bekendheid door heel Europa dankzij een Duitse ‘romantische tragedie,’ geschreven door Friedrich Schiller rond de overgang van de achttiende naar de negentiende eeuw, in de tijd van Napoleons verpletterende overwinningen op de Duitse staten.
Tekst: Andrei Zorin, hoogleraar Russisch aan de Universiteit van Oxford
Schiller stond ver af van de toen opkomende ideologie van het Duitse nationalisme, zoals blijkt uit zijn keuze voor een onderwerp uit de Franse geschiedenis. Toch zijn de politieke en artistieke stromingen van zijn tijd duidelijk voelbaar in de manier waarop hij, als professioneel historicus die de hem beschikbare documenten zorgvuldig had bestudeerd, met zijn materiaal omging. “Het historische is overwonnen,” schreef hij aan Goethe over zijn tragedie, “en voor zover ik kan beoordelen, ten volle benut.” De auteur putte rijkelijk uit historische bronnen om de geest van plaats en tijd te vangen, maar het verhaal zelf is volledig zijn eigen verzinsel.
Vrouwelijke krijgers komen in de mythologieën van vele volkeren voor, maar zelden nemen zij zo’n centrale plaats in als in de Germaanse mythologie. Schiller, bekend met bijvoorbeeld het Nibelungenlied dat in 1755 werd herontdekt, ‘verduitste’ Jeanne d’Arc in zijn bewerking. Het boerenmeisje dat op bevel van de hemel haar land opriep tot verzet tegen de vijand, was weliswaar vaandeldraagster en inspiratiebron van het koninklijke leger, maar vocht nooit zelf. Schiller daarentegen, laat haar vechten en doden. Bovendien verwerpt hij, in strijd met de bekende feiten, het motief van de brandstapel dat het historische lot van Jeanne markeerde. In zijn tragedie wordt ‘Johanna’ weliswaar gevangengenomen door de Engelsen, maar rukt zij haar ketenen los en stort zich van een toren in het strijdgewoel, waardoor zij Frankrijk de overwinning schenkt maar zelf dodelijk gewond raakt.
Volgens de conventies van het romantische theater legde Schiller echter ook een liefdesconflict aan de basis het drama. Haar profetische gave en bovennatuurlijke kracht waren aan Jeanne verleend op voorwaarde dat zij een heilige gelofte van kuisheid aflegde en afstand deed van aardse liefde. Maar tijdens de strijd wordt zij op slag verliefd op de ridder Lionel. Omdat ze haar gevoelens als zondig ervaart, voelt ze zich niet in staat zich te verdedigen tegen de beschuldigingen tegen haar en eindigt zij op de brandstapel.
Twee jaar na de première schreef Schiller dat zijn tragedie “het vrouwelijke, het heroïsche en het goddelijke” verenigde. In deze drie-eenheid plaatste hij het ‘heroïsche’ op de voorgrond: Jeanne vindt in zichzelf de kracht om Lionel af te wijzen, haar plicht te vervullen en Frankrijk te redden. Het lot stelt haar voor een fatale keuze, maar zijzelf vindt in het beslissende moment de kracht om te kiezen.
Vertaling naar het Russisch
Schiller schreef zijn Maagd van Orléans aan het begin vande Napoleontische oorlogen. De beroemde dichter Vasili Zjoekovski werkte aan zijn Russische vertaling van het stuk in de tijd van de zogenaamde Heilige Alliantie — de coalitie van vorsten waarin de Russische tsaar Alexander I een voorbeeld zag van een toekomstig broederschap van christelijke naties en vorstenhuizen. Zjoekovski was een van de geestelijke architecten achter deze conservatieve, religieuze utopie.
Zjoekovski vertaalde Schiller met bezieling en zorg, maar verschoof de nadruk van het ‘heroïsche’ naar het ‘goddelijke.’ Hij herdefinieerde het genre van De maagd van Orléans: hij verving de ondertitel ‘romantische tragedie’ door ‘dramatisch gedicht,’ schrapte de meest cynische en verbitterde passages van koningin Isabella, en verhief de spreekstijl tot een meer plechtige toon. Zo vertaalde hij Schillers ‘Herz’ consequent als ‘ziel’. En in de laatste woorden van Johanna — “Kort is het lijden, eeuwig is de vreugde!” — veranderde hij het fysieke lijden in geestelijk leed (‘verdriet’) en de extatische vreugde in een kalme en verzoenende ‘zaligheid.’
Tsjaikovski interesseerde zich zowel voor de heldin als voor haar Duitse auteur en haar Russische vertaler. In zijn jeugdschriftjes zijn notities over Jeanne d’Arc en een Frans aan haar gewijd gedicht bewaard gebleven. Zijn eerste muzikale werk was de cantate An die Freude, en zijn (gedeeltelijk verloren) opera Undine was gebaseerd op een Duitse tekst van Friedrich de la Motte Fouqué in de vertaling van Zjoekovski. Mogelijk voelde de componist ook een competitieve prikkel: hij kende Verdi’s opera Giovanna d’Arco (1845), die hij “buitengewoon slecht” vond. Na Jevgeni Onjegin, een opera die hem te intiem en te weinig theatraal leek, droomde Tsjaikovski van een echte grand opéra — met historische kostuums en decors, massascènes, hartstocht en een meeslepend verhaal. Eind november 1878, terwijl hij “door Zjoekovski bladerde”, voelde hij dat hij zijn onderwerp gevonden had. Twee weken later begon hij aan de partituur en schreef aan zijn broer Modest dat hij “een te sterke golf van inspiratie” had ervaren. Die golf hield aan: de hele opera werd in nog geen twee maanden geschetst.
Symbool en politiek
Driekwart eeuw scheidde Tsjaikovski van het ontstaan van Schillers ‘romantische tragedie,’ en meer dan een halve eeuw van Zjoekovski’s vertaling. In de tussentijd had het nationalisme, dat in de jaren 1810–1820 door de Heilige Alliantie was onderdrukt, een triomfantelijke overwinning behaald. In 1871 werd het Duitse keizerrijk uitgeroepen, en in datzelfde jaar werd de pauselijke staat opgenomen in het verenigde Italië. In Frankrijk leidde de nederlaag in de Frans-Duitse oorlog tot een opleving van nationaal bewustzijn — een spiegelbeeld van wat een halve eeuw eerder in Duitsland was gebeurd.
Jeanne d’Arc werd een van de symbolen in dit proces. In 1874 kreeg ze een standbeeld op de Place des Pyramides in Parijs, en in diezelfde periode begon het proces van haar heiligverklaring, dat in 1920 voltooid zou worden. Ook het muziektheater deed mee: Charles Gounod componeerde muziek bij een toneelstuk van Jules Barbier over Jeanne, en met een opera over haar van Auguste Mermet werd in 1876 de Opéra Garnier heropend na een brand. De nieuwe tijd eiste van kunstenaars die historische onderwerpen behandelden een grotere feitelijke nauwkeurigheid dan vroeger. Franse auteurs namen sommige anachronismen van Schiller over, maar verwierpen de door hem verzonnen verhaalelementen — de dood in de strijd en de verboden liefde voor een Engelse ridder. Barbier eindigde zijn stuk met de brandstapel en de hemelvaart van de rechtvaardige vrouw, Mermet zijn opera met de kroning van Charles VII in Reims — het hoogtepunt van Jeannes roem en triomf. Tijdens die ceremonie heeft zij een visioen van haar toekomstige marteldood, maar ze besluit, ondanks dat vooruitzicht, haar strijd voor Frankrijk voort te zetten.
Patriottisch enthousiasme
Ook Rusland kende in die jaren een golf van patriottisch enthousiasme. Tijdens de Russisch-Turkse oorlog van 1877-78 ontstond een duidelijk ideaal van vrouwelijk heldendom: de verering van de zusters van barmhartigheid, die voor het eerst officieel mochten zorgen voor gewonde soldaten aan het front. Deze vorm van vrouwelijke opoffering week natuurlijk af van het beeld van de krijgshaftige maagd van Orléans. De echte ‘Russische Jeannes’ zouden pas later verschijnen — in de revolutionaire ondergrondse van hetzelfde decennium.
In 1878, toen Tsjaikovski zijn onderwerp koos, was Rusland in de ban van het proces tegen Vera Zasoelitsj, die de gouverneur van Sint-Petersburg zwaar verwondde nadat die had bevolen een politieke gevangene te geselen omdat hij zijn pet niet had afgenomen. Op 31 maart werd Zasoelitsj, in strijd met de geldende wetten, vrijgesproken door een jury — onder luid gejuich van de zaal en van het liberale publiek, dat haar bewonderde als heldin in haar strijd tegen despotisme.
Tsjaikovski, monarchist en conservatief, stond ver af van dit enthousiasme. In zijn brieven verwees hij vaak naar het proces tegen Zasoelitsj en veroordeelde zowel haar vrijspraak — als een grove schending van de rechtsorde — als de publieke jubel, die hij zag als een voorbode van toekomstige omwentelingen. Toch schreef hij aan zijn vertrouwelinge Nadezjda von Meck over zijn “sympathie voor de persoon Zasoelitsj, hoe dan ook uitzonderlijk en onwillekeurig bewonderenswaardig”. Hoewel hij geen greintje revolutionaire geest in zich had, zag hij in de jonge terroriste een slachtoffer van “willekeurig geweld” enerzijds en “valse ideeën” anderzijds. Die ambivalente houding weerspiegelt zich in de opera waaraan hij enkele maanden later begon te werken.
Een schreeuw van mededogen
Tsjaikovski was het eens met zijn Franse voorgangers dat Schillers tragedie niet strookt met de historische waarheid, maar vond dat zij “alle andere artistieke verbeeldingen van Jeanne overtreft in psychologische diepgang.” Hij koos voor een compromis: hij liet het beeld van de strijdende krijgster vallen. Zijn Jeanne sterft niet in het gevecht, maar — net als haar historische voorbeeld — op de brandstapel. Wel behield hij het liefdesverhaal en versterkte dit zelfs.
In Schillers formule “het vrouwelijke, het heroïsche en het goddelijke” werd voor Tsjaikovski het ‘vrouwelijke’ het belangrijkste element. Voor de muzikale bewerking moest het stuk sterk worden ingekort: hij verminderde het aantal personages tot een derde en het aantal scènes tot minder dan een derde, en concentreerde de handeling. Tegelijkertijd breidde hij de liefdeslijn tussen Jeanne en Lionel uit, onder meer door een liefdesduet toe te voegen vlak vóór de brandstapelscène — die daardoor niet langer een apotheose van martelaarschap is, maar een klaagzang om verloren liefde.
Aan het begin van zijn werk aan de opera schreef Tsjaikovski aan zijn broer:
“Gisteravond, lezend over Jeanne d’Arc [...] en aangekomen bij haar proces van afzwering en haar executie (ze schreeuwde vreselijk toen ze werd weggeleid, en smeekte dat men haar het hoofd af zou slaan in plaats van haar te verbranden), barstte ik in tranen uit. Ik voelde plotseling zo’n medelijden, zo’n pijn om de hele mensheid, en werd overmand door een onuitsprekelijke weemoed!”
Dat gevoel van medelijden klinkt ook in de opera door: wanneer Jeanne naar de brandstapel wordt geleid, klinkt uit het koor van omstanders “Het arme kind!” In de slotscène baseerde Tsjaikovski zich grotendeels op Barbier, maar waar bij de Franse auteur onzichtbare engelen zingen “Ga, dochter van God, ga!”, eindigt Tsjaikovski’s versie met de kreet van het volk rond de brandstapel: “Ongelukkige! De Heer zal je vergeven!” De opera eindigt dus niet in een mengeling van extase en religieuze huivering, maar in een schreeuw van pijn en mededogen.
Toen hij zijn werk aan de opera afrondde, schreef Tsjaikovski aan Von Meck:
“Ik denk niet dat ‘De maagd’ mijn beste en meest doorvoelde werk is — maar het lijkt me precies het stuk dat mij populair kan maken. ‘Onjegin’ en sommige van mijn instrumentale werken staan dichter bij mijn innerlijke wezen; ik schreef ‘De maagd’ met minder zelfvergetelheid, [...] maar met meer berekening op theatrale en klankmatige effecten — en voor een opera is dat nu eenmaal het belangrijkst.”
Die voorspelling kwam niet uit. Jevgeni Onjegin behoort nog altijd tot de pijlers van het wereldrepertoire, terwijl De maagd van Orléans zelden wordt uitgevoerd en weinig populariteit geniet. Maar misschien moeten we ook de andere helft van Tsjaikovski’s oordeel voorzichtig betwijfelen. Zijn ‘morele individualiteit’ — zoals hij het zelf noemde — klinkt juist in deze opera door in de muziek van mededogen en pijn “om de hele mensheid.”
“Ben ik dan strafbaar, omdat ik menselijk was?”
“Het protocol is van hen; de brandstapel is van mij.” Met deze schrijnende formulering omschreef de Russische dichteres Marina Tsvetajeva haar band met het verhaal van Jeanne d’Arc. Een zo diepe identificatie – een volledige toe-eigening van het lot van de ander – kan verbijsterend lijken.
Achtergrond: de ziel van Jeanne d’Arc
“Ben ik dan strafbaar, omdat ik menselijk was?”
“Jeanne behoort niet tot de Kerk en niet tot de Staat: de Staat (Charles VII, haar ‘zachte dauphin’) liet haar in de steek; de Kerk verbrandde haar. Jeanne behoort niet tot de Kerk en niet tot het Vaderland (de samenleving), zelfs niet tot het Christendom – ook niet tot het Universum. Jeanne behoort aan de stemmen (die aan God toebehoren). Niemand heeft auteursrecht op Jeanne, geen eigendomsrecht over haar. Een wonder kan slechts door een wonder worden verklaard. Je bent zeker van jezelf, als je vanbinnen iets vindt dat groter is dan jezelf.”
– Marina Tsvetajeva
Tekst: Analena Weres
“Het protocol is van hen; de brandstapel is van mij.” Met deze schrijnende formulering omschreef de Russische dichteres Marina Tsvetajeva haar band met het verhaal van Jeanne d’Arc. Een zo diepe identificatie – een volledige toe-eigening van het lot van de ander – kan verbijsterend lijken. Wat kon een twintigste-eeuwse Russische dichteres, een geëmancipeerde, gehuwde vrouw en moeder van twee kinderen, gemeen hebben met een vijftiende-eeuws boerenmeisje van het Franse platteland, een maagd die op de brandstapel stierf om haar mystieke visioenen?
Proces en executie
Met haar karakteristieke scherpte geeft Tsvetajeva zelf het antwoord: niet krijgshaftige dapperheid, niet politieke triomf en ook niet nationaal heldendom. ‘Protocol’ en ‘brandstapel’ staan voor het proces en de executie. Woorden uit verschillende betekenisvelden botsen in deze sobere, felle tegenstelling. ‘Protocol’ verwijst naar bureaucratische procedures, starre gewoontes, de culturele codes van een tijdperk; het domein van de historicus. ‘Brandstapel’ roept het Bijbelse beeld van de brandende braamstruik op, de verzengende waarheid van menselijk lijden; het domein van de dichter. Door het alledaagse te confronteren met het bovennatuurlijke, vereenzelvigt Tsvetajeva zich, als dichter, met de existentiële ervaring van haar heldin.
Het woord ‘protocol’ heeft in het verhaal van Jeanne een zeer concrete betekenis: het verwijst naar de verslagen van haar twee processen – het proces van veroordeling (1431) en het proces van rehabilitatie (1456) – die uitzonderlijk volledig bewaard zijn gebleven. Jeannes leven is het best gedocumenteerde van alle vrouwen uit haar tijd. Toch komt die kennis tot ons via een specifieke, vertekenende lens: die van het recht, tussen aanklacht en vrijspraak. We beschikken over getuigenverklaringen, aanklachten en ondervragingsverslagen die Jeannes stem bewaren in haar antwoorden. Daarop volgen vonnissen in twee processen, gescheiden door een kwart eeuw, die elkaars tegenovergestelde zijn.
In het verhaal van Jeanne d’Arc gaat de brandstapel aan het protocol vooraf. Lang voor haar proces, zelfs vóór haar eerste overwinningen bij Orléans, doemde het schrikbeeld van de brandstapel al op in de retoriek van haar vijanden. In antwoord op haar brief schreef de Engelse bevelhebber Talbot haar dat ze beter terug kon keren naar haar koeien, anders zou ze als heks verbrand worden. Dit dreigende refrein werd overgenomen door de Franse regent Bedford en door Warwyck, de commandant van Rouen. Die laatste zorgde er zelfs voor dat zij de beste medische zorg kreeg, opdat ze niet door ziekte zou sterven en zo de vlammen zou ontlopen.
Toch werd, ondanks deze vooraf vaststaande uitkomst, de naleving van juridische vormen als een zaak van het hoogste principe beschouwd. Gerespecteerde Franse instellingen, zoals de Universiteit van Parijs, leverden deskundigen voor het proces en gaven collegiale adviezen over de aanklachtartikelen. Vanaf het begin werd het proces gepresenteerd als onberispelijk. Het juridische protocol bepaalt het verhaal zó grondig dat zelfs werken die het proces niet rechtstreeks uitbeelden — zoals Schillers tragedie of Tsjaikovski’s opera — er impliciet door gevormd zijn. Schiller, hoewel bekend om zijn streven om historische feiten (precies wat Tsvetajeva ‘protocol’ noemde) te overstijgen ten gunste van menselijke waarheid, baseerde zich toch op bronnen die voortkwamen uit de processtukken.
De innerlijke rechtbank
In Schillers tragedie wordt de gerechtelijke instantie geïnternaliseerd: ze dringt door tot het bewustzijn van de heldin, in overeenstemming met het Kantiaanse model van het geweten als innerlijke rechtbank. In haar monologen splitst Jeannes psyche zich in subject en object, in een persoonlijk, subjectief ‘ik’ (dat twijfelt en zichzelf verdedigt) en een hoger ‘ik’ (dat beveelt, aanklaagt en oordeelt). In dit innerlijke proces wordt de categorie van ‘zonde’ vervangen door het juridisch geladen begrip ‘misdaad’. Jeanne wordt, in haar eigen beleving, ‘onschuldig schuldig’ – ze neemt een existentiële schuld op zich voor een misdaad die ze in werkelijkheid niet heeft begaan. In haar ogen is haar schuld haar eigen menselijkheid: “Ben ik dan strafbaar, omdat ik menselijk was?
Schiller maakt dit nog complexer door te tonen hoe schuld verweven raakt met allesverterende schaamte, wanneer haar vader haar voor de hele gemeenschap terechtwijst. Hij onderwerpt haar aan publieke vernedering, beschuldigt haar en eist een antwoord in naam van de Heilige Drievuldigheid. Jeannes zwijgen, haar verlamming onder de blik van allen, wordt door de menigte als bewijs van schuld gezien. Maar psychologisch gezien is haar reactie niet op de valse beschuldiging zelf (van hekserij en hoogmoed) gericht, maar op de ondraaglijke schaamte. Ze aanvaardt een valse, uiterlijke schuld om de emotionele crisis van publieke vernedering te bezweren. Zo wordt het haar innige wens om te verdwijnen “in de diepste schoot der aarde”, weg van hun veroordelende blikken.
Het proces als opera
In Tsjaikovski’s opera wordt de tegenstelling tussen het publieke tribunaal en de innerlijke rechtbank nog scherper weergegeven via de conventies van het operadrama. Tsjaikovski schreef het libretto zelf, en als een filmmonteur knipte en plakte hij scènes uit Schillers tragedie. Door het aantal personages, subplots en teksten te beperken, gaf hij meer gewicht aan de scènes waarin Jeanne tegenover een hechte gemeenschap staat — ondervraagd, aangeklaagd en veroordeeld.
In het eerste bedrijf wordt zij gedwongen zich te verdedigen tegenover de uithuwelijking door haar vader, ten overstaan van de dorpelingen. In het tweede bedrijf, in Chinon, beantwoordt ze op vergelijkbare wijze de, hier welwillende, vragen van de aartsbisschop van Reims voor het hele hof. In het derde bedrijf, tijdens de kroning – een moment dat haar triomf had moeten zijn – slaat het noodlot toe: haar vaders beschuldigingen, gesteund door de hele gemeenschap, de koning en zelfs door de hemel (met een donderslag), leiden tot haar verstoting. Elk van deze scènes herhaalt de structuur van een proces: Jeanne staat alleen, zonder raadsman of advocaat, als beschuldigde tegenover een eensgezinde collectieve macht. In de opera wordt dit benadrukt door het gebruik van het koor: soms eensgezind en krachtig, als symbool van collectieve eenheid; soms onstuimig en verdeeld.
De Franse heldin
Toen Tsjaikovski begon aan zijn opera De maagd van Orléans (1878-79), was het idyllische dorpje Domrémy – Jeanne’s geboorteplaats, waar het verhaal begint – niet meer het strijdtoneel van de Frans-Duitse oorlog dat het in 1870 nog was. Toch bleef de streek doordrongen van het nationalistische gevoel dat dit conflict had losgemaakt. Tsjaikovski, die vaak in Frankrijk verbleef, maakte deze patriottische opleving van dichtbij mee. Overal werd Jeanne opnieuw omarmd als nationaal symbool: in 1871 alleen al werden er meer dan vijfenzeventig standbeelden van haar opgericht in kerken in Normandië. In de door Duitsland bezette gebieden groeide haar naam uit tot een teken van verzet. De bisschop van Orléans, Félix Dupanloup, greep dat moment aan om haar heiligverklaring te bepleiten – een proces dat uiteindelijk decennia later uitmondde in haar zaligverklaring (1909) en heiligverklaring (1920). Zo werd Jeanne een nationale beschermvrouwe van Frankrijk, symbool van de Derde Republiek.
Voor Tsjaikovski had Jeannes verhaal ook iets persoonlijks. Hij had het leren kennen als achtjarig jongetje, in het kinderboek Les enfants célèbres van Michel Masson, dat hij las met zijn Franse gouvernante. Het verhaal maakte een diepe indruk. Zo diep, dat hij zijn allereerste gedicht aan Jeanne wijdde, beginnend met:
“On t’aime, on ne t’oublie pas, Héroïne si belle!” (Wij houden van je, wij vergeten je niet, Prachtige heldin!)
Die jeugdige ontroering liet Tsjaikovski nooit meer los. Hij voelde eenzelfde mededogen voor een ander kind uit Massons boek: het zoontje van Marie-Antoinette, dat in gevangenschap stierf. In Tsjaikovski’s studeerkamer in zijn huis in Klin hangen slechts twee portretten: dat van zijn leermeester Anton Rubinstein, en dat van die jonge, ongelukkige Louis-Charles.
Het verhaal van dat kind begint met een zin die Tsjaikovski’s levenslange houding tegenover onrecht perfect samenvat: “Van welke kant een misdaad ook komt, of het nu in naam van de troon of van de staat is, ze blijft even verwerpelijk, goddeloos en monsterlijk. De geschiedenis kan haar daders nooit vrijspreken; welke hoge titels men er ook aan geeft, of het nu ‘koninklijke wil’ of ‘volkssoevereiniteit’ heet, een misdaad blijft een misdaad. Een volk heeft geen groter recht op wraak dan een individu, en een misdaad begaan door velen is niet minder erg dan een misdaad begaan door één.
Jeanne en de wereld
Toen Tsjaikovski zijn libretto begon te schrijven, keek hij verder dan Schillers tragedie, die hij te vrij vond omgaan met de historische feiten. Hij wendde zich tot moderne geschiedschrijvers als Jules Michelet en Henri Wallon, op zoek naar een authentieker beeld van Jeanne. Zijn Jeanne mag haar brandstapel niet ontlopen – dat onontkoombare einde dat Schiller juist had vermeden door haar te laten sterven in een heroïsche veldslag, bedolven onder de vaandels van haar overwinning. Voor Tsjaikovski ligt, net als voor Tsvetajeva, juist in dat moment van martelaarschap het diepste punt van identificatie met zijn heldin. Hij toont haar nooit in een aura van triomf, aan het hoofd van haar leger. Bij hem is Jeanne altijd alleen, tegenover de wereld.
De opera kent ook geen buitenlandse vijand, geen ‘ander’ volk dat haar bedreigt – iets wat in veel Russische opera’s juist een centrale rol speelt. Denk aan de ‘Poolse akten’ in Glinka’s Een leven voor de tsaar of in Moessorgski’s Boris Godoenov, of aan de ‘Polowetser akte’ in Borodins Prins Igor. Daar wordt de vijandige ‘ander’ bijna tastbaar in de muziek zelf. Maar dat is niet Tsjaikovski’s onderwerp. Hij keert het conflict naar binnen. De strijd speelt zich af binnen één en dezelfde gemeenschap – mensen die dezelfde taal spreken, hetzelfde geloof delen, dezelfde cultuur hebben. Er komt geen enkel Engels personage in de opera voor; zelfs Lionel, die bij Schiller nog een Engelse ridder is, wordt bij Tsjaikovski een Bourgondiër. De aanklacht tegen Jeanne komt van degene die haar het meest nabij is, namelijk haar eigen vader.
Heilig en menselijk
Tsjaikovski verwijderde in zijn bewerking doelbewust alles wat leek op een patriottisch bevrijdingsdrama, zoals dat nog aanwezig was in Vasili Zjoekovski’s Russische vertaling van Schiller. Dramaturgisch volgde hij Michelet, die in zijn Histoire de France een cruciaal hoofdstuk simpelweg ‘Jeanne en de koning’ noemde. Dat gaf hem de structuur voor zijn opera: in het eerste bedrijf introduceert hij de heldin, in het tweede de koning, en in de laatste twee bedrijven voeren hun beide verhaallijnen naar het hoogtepunt – de kroning voor Charles, de executie voor Jeanne.
Toch ligt Tsjaikovski’s grootste aandacht bij de innerlijke wereld van zijn heldin: haar twijfel, haar angst, haar eenzaamheid, haar tederheid en wanhoop. Ze is zowel heilig als menselijk, juist in haar kwetsbaarheid. Uiteindelijk zouden ook de woorden waarmee Tsvetajeva ooit zichzelf omschreef, Tsjaikovski niet misstaan:
“Wat heb ik sinds mijn geboorte gekend? De ziel van mijn helden.”
Artistiek team
Cast
Altijd weten wat er speelt
Ontvang onze video’s en backstage beelden in uw inbox en lees als eerste over onze nieuwe programmering.
Gelukt!
Vanaf nu ontvangt u updates over onze voorstellingen.
Something went wrong
Something went wrong, please try again later. Apologies for the inconvenience.