Jetske Mijnssen
Jetske Mijnssen - repetitie Maria Stuarda | Foto: Ben van Duin

In gesprek met Jetske Mijnssen

14 april 2023
  • Van 18 april tot en met 6 mei 2024 is in de regie van Jetske Mijnssen het derde en laatste deel van de Tudor-trilogie te zien in Nationale Opera & Ballet: Roberto Devereux.

Toen regisseur Jetske Mijnssen aan haar carrière begon, waren er nog maar weinig vrouwen in haar vak. Inmiddels heeft ze verscheidene collega’s in Nederland, en vooral in Duitsland vieren vrouwelijke regisseurs hoogtij. Een belangrijke ontwikkeling, die volgens haar leidt tot een heel andere kijk op opera. Dit voorjaar [red. 2023] regisseert Mijnssen bij De Nationale Opera het tweede deel van Donizetti’s driedelige operaserie over de Tudor-trilogie: Maria Stuarda.

Tekst: Anneke Groen 

Ik spreek Mijnssen via FaceTime – ze bevindt zich op dat moment in Praag, voor de regie van Kleider machen Leute. Het is een bijzondere, vrij onbekende opera van Alexander Zemlinsky naar een boek van Gottfried Keller, over een kleermaker die naar een andere stad gaat en wordt voorgesteld als graaf. Een komedie, met behalve de hoofdrol niet al te ingewikkelde karakters – heel anders dus dan de opera’s over Elizabeth I en Mary Stuart. Ik vertel Mijnssen dat een opera me pas echt ontroert als de muziek en regie een volmaakte eenheid zijn; wanneer je als toeschouwer de regie als het ware ‘vergeet’, zonder dat de muziek de boventoon voert. Hoe slaagt zij erin die eenheid te bereiken?

Voor Mijnssen begint dat bij het luisteren naar de muziek. “Het is een intuïtief proces. Ik begin vaak met luisteren zonder eerst het libretto te lezen en zoek naar neutrale opnames, cd’s die anderen niet zo interessant vinden; ik kan er dan zelf beter betekenis inleggen. In muziek zit altijd iets wat mij ontroert. Door te luisteren ontstaan er sleutelwoorden in mijn hoofd en daardoor kom ik erachter waar het over gaat. Muziek is de kern van een opera.”

Emoties

Vervolgens praat Mijnssen met de artistieke ontwerpers om haar heen. In tegenstelling tot anderen komt ze dan niet met beelden, maar met emoties. Daarna begint de zoektocht naar een manier om deze concreet te maken. Ook het menselijke van de karakters in de opera raakt haar diep: “Operafiguren worden dikwijls zwart-wit neergezet. Ik zoek juist naar grijze schakeringen, naar alles wat je tussen de regels door kunt lezen. Dan raak je het karikaturale kwijt en kom je terecht in alle lagen van een persoonlijkheid.”

Dat Mijnssen het regievak leerde kennen, was eigenlijk per ongeluk. Ze wilde graag actrice of zangeres worden, maar in de twaalfde klas van de Vrije School kreeg ze de opdracht haar eigen klas te regisseren in een opvoering van Dido en Aeneas van Purcell. “Een ingrijpende ervaring – ik heb toen voor het eerst gevoeld wat er gebeurt als je muziek en toneel samenbrengt. Die magische combinatie maakte iets ongekends in mij wakker, er werd een soort creatieve bron aangeboord. Operaregisseur was daarvoor geen beroep dat op mijn lijstje stond en het was dankzij deze ervaring dat ik uiteindelijk naar de regieopleiding in Amsterdam ben gegaan en me daar ben gaan specialiseren in operaregie.”

Vrouwelijke kijk

Later, in 2000, volgde Mijnssen een workshop onder leiding van regisseur Willy Decker. Hij werkte aan Otello en zij kreeg de opdracht een verhaal te maken over het karakter van de Venetiaanse schoonheid Desdemona. “Decker was de eerste die me erop attendeerde dat wij als vrouwen een andere kijk hebben op opera – in positieve zin. Hij keek me aan en zei: ‘Het is nu zo nodig, dat vrouwen opera’s gaan vertellen. We hebben de opera jarenlang door de ogen van mannen gezien – maar jij kijkt intrinsiek gewoon anders dan ik.’ Op dat moment begreep ik hem eigenlijk niet en dacht ik: wat maakt het nu uit of je een vrouw of een man bent? Maar inmiddels begrijp ik wat hij bedoelde. Er zijn nu, naast vrouwelijke regisseurs, ook steeds meer vrouwelijke operadirecteuren en dirigenten. Dat is een belangrijk ontwikkeling.”

Mijnssen heeft veel van Decker geleerd. “Ik zou tijdens die workshop ook aan de slag gaan met het kwartet van Otello, maar ik liep helemaal vast. Ik logeerde in een afschuwelijke jeugdherberg en moest die nacht erg huilen – ik kon alleen maar denken: ik kan helemaal niet regisseren! De volgende dag gaf Decker mij een hand en zei: ‘Je hebt de hele nacht gehuild.’ Ik antwoordde dat dat klopte, waarop hij me toevertrouwde: ‘Ik huil ook vaak.’ Dat vond ik zo ontwapenend. Vervolgens zei hij: ‘Laat het los. Dat kwartet doe je nog wel een andere keer, kies nu iets anders.’ Ik heb daardoor geleerd dat je in dit vak soms wakker ligt en dat het dan verstandig is om het project even weg te leggen, want onderbewust blijf je altijd in gesprek met zo’n scène. En na een tijdje, bijvoorbeeld onder de afwas, kom je ineens op de oplossing.”

repetitie Maria Stuarda
Jetske Mijnssen met dirigent Enrique Mazzola - repetitie Maria Stuarda | Foto: Ben van Duin

Diepgaande personages

In haar werk zoekt Mijnssen altijd naar de dialoog – zowel binnen het operaverhaal als op de werkvloer met de zangers. Ze stuit daardoor op weinig weerstand in haar manier van werken. “Maar gelukkig werk ik ook meestal in theaters waar iedereen theater wil maken. En ik investeer veel tijd in de persoonlijke relaties.”

Met Enrique Mazzola was Mijnssen dan ook al jaren in gesprek over de drie Donizetti-opera’s. “Als dirigent weet hij meer van de muziek dan ik, dus als ik een fragment wil verwijderen en Enrique zegt: ‘Dat moet je écht niet doen!’, dan ben ik in principe bereid om te luisteren. Maar als hij zegt: ‘Donizetti heeft het niet zo bedoeld’, ben ik minder geïnteresseerd. Zo voedt hij mij met zijn kennis over belcanto en de stukken, en andersom verras ik hem met mijn insteek in de figuren.”

‘Ik wil van Maria en Elisabetta veelzijdige personages maken’

Zo vindt Mijnssen in Maria Stuarda, naast Maria, ook de rol van Elisabetta belangrijk. “Mijn verlangen is om een veel genuanceerdere Elisabetta en juist een veel kleurrijkere Maria te tonen. Ik wil beide vrouwen gelaagd laten zien en veelzijdige personages van hen maken. Tegelijkertijd wil ik de obsessie die ze met elkaar hadden voelbaar maken. Ze hebben elkaar nooit ontmoet, maar ik weet zeker dat ze – zeker in de jaren dat Maria gevangen zat – iedere dag aan elkaar hebben gedacht. Waarom zijn ze als sterke koninginnen van Engeland en Schotland niet in staat geweest hun krachten te bundelen? Het wordt een andere avond dan bij Anna Bolena, het eerste deel in de serie. Het wordt iets minder realistisch, maar zal meer over angsten, nachtmerries en obsessies gaan.”

Uitdaging

Buiten de repetities om is Mijnssen vaak alleen in een hotel, soms langere tijd van huis. “Ik mis mijn gezin altijd, net als mijn hond en het wandelen in de duinen. Maar voor het creatieve proces is het goed om alleen te zijn. Er komt elke dag ontzettend veel informatie op je af, je moet continu alert zijn en veel energie geven, dus je hebt die rust ook echt nodig. Een repetitieperiode duurt zes weken – als men zegt dat het wel in vier weken kan, dan doe ik het niet. Ik ben nu zeven stukken tegelijkertijd aan het voorbereiden, allemaal in verschillende fases. La clemenza di Tito in Kopenhagen ligt klaar. Als ik terug ben uit Praag, ga ik de laatste voorbereidingen treffen voor Maria Stuarda. Het decor daarvoor is al gebouwd, de kostuums worden nu gemaakt; nog even geduld en dan kunnen we beginnen. En ook de komende jaren komen er nog veel mooie producties aan – spannend en uitdagend werk in bijzondere theaters. Ik ben een gelukkig mens.”

Maria Stuarda was in mei 2023 te zien in Nationale Opera & Ballet.

  • Van 18 april tot en met 6 mei 2024 is in de regie van Jetske Mijnssen het derde en laatste deel van de Tudor-trilogie te zien in Nationale Opera & Ballet: Roberto Devereux.