Leoš Janáček

Leoš Janáček

Componist

Componist van de Moravische volksziel

Janáček is een van de weinige beroemd geworden Tsjechische componisten. Zijn muziek, in de stijl van de Romantiek, is vaak gebaseerd op volksmuziek. Janáček was niet alleen als componist werkzaam, maar vooral ook als docent. Hij richtte in Brno een orgelschool op die later werd uitgebouwd tot conservatorium. Bij De Nationale Opera werd in seizoen 2018-2019 de opera Jenůfa uitgevoerd.

  • Leoš Janáček: 3 juli 1854 (Hukvaldy) – 12 augustus 1928 (Ostrava)
  • Belangrijkste werken: SinfoniettaHet sluwe vosjeJenůfaTaras BulbaRákós Rákókzy
  • Stroming: romantiek, volksmuziek, modernisme
  • Gezin: getrouwd met Zdeňka Schultzová, twee kinderen

Janáček en de opera
Janáčeks oeuvre is erg omvangrijk en bevat vooral opera’s, orkestwerken, kamermuziek en koorwerken. Hij schreef 9 opera’s waarvan Het sluwe vosje en Jenůfa nog altijd tot het standaardrepertoire behoren. Tussen 1884 en 1888 gaf Janáček een tijdschrift over opera uit: Hudební Listy. Hij schreef er zelf de meeste artikelen in en kwam daardoor op het idee om zelf ook opera’s te gaan schrijven.

Net als Bartók werd Janáček geïnspireerd door volksmuziek. In 1891 schreef hij zijn enige ballet, Rákós Rákókzy dat gebaseerd was op Moravische volksdansen. Al 15 jaar vóór Bartók deed Janáček onderzoek naar volksmelodieën. Daarvoor deed hij vooral onderzoek in zijn geboortestreek, Moravië. Ook was Janáček gefascineerd door spraakmelodieën. Hij bestudeerde de manier waarop de Tsjechische en Moravische taal zich in klanken en ritmes uitte. Die verwerkte hij vervolgens in zijn muziek. Ze boden een venster naar de ziel, vond hij.

Janáček’s opera’s gaan, net als die van Puccini, vaak over de levens van ‘gewone’ burgers. Maar in tegenstelling tot Puccini schreef Janáček vaak met een maatschappijkritische inslag. Veel van zijn opera’s gaan over sociale ongelijkheid en sociale controle met onmogelijke liefde als gevolg.

Jeugd en opleiding
Leoš Eugen Janáček werd geboren op 1854 in Kukvaldy, in het oosten van het huidige Tsjechië. Zowel zijn vader als zijn grootvader waren muziekdocent. Zij vervulden belangrijke culturele posten in de gemeenschap. Op 11-jarige leeftijd werd Janáček al naar Brno gestuurd om als koorknaap te dienen in het Augustijnse St. Thomasklooster. Hij doorliep er de basisschool en drie jaar Realschule. Daarna begon hij een studie aan het Tsjechisch Docenteninstituut.

In 1874 studeerde hij af. Janáček ging naar Praag om aan de orgelschool te studeren. Na een jaar keerde hij weer terug naar Brno om het koor van het St. Thomasklooster te dirigeren en het muziekleven er uit te breiden. Hij voerde onder andere Mozarts Requiem en Beethovens Missa Solemnis op. Ook ontmoette hij er Antonín Dvořák waar hij bevriend mee raakte. Een paar jaar later richtte hij een eigen orgelschool op waar hij tot 1925 les gaf. In 1879 en 1880 studeerde Janáček aan de conservatoria van Leipzig en Wenen.

Huwelijk
Na zijn terugkeer in Brno trouwde Janáček met Zdeňka Schultzová, de dochter van de directeur van het docenteninstituut, die hij sinds 1876 pianoles had gegeven. Ze was amper 16 jaar oud maar zij en Janáček hadden al enkele jaren een relatie. Het huwelijk was ongelukkig. De eerste jaren verliepen rustig, maar het uitblijvende succes van Janáčeks composities zetten de relatie onder druk. Ook de dood van hun zoon Vladimir in 1890 doeg bij aan de spanningen. In 1903 stierf hun oudste dochter, Olga, waarna het huwelijk in een vrije val terechtkwam. Janáček droeg zijn opera Jenůfa (1904) op aan zijn dochter ter nagedachtenis.

In 1904 ging de opera met veel succes in première in Brno. Door een ruzie met de directeur van het Nationale Theater in Praag duurde het echter tot 1916 voordat de opera daar opgevoerd mocht worden. Toen het zover was, leerde Janáček een vrouw kennen waar hij op slag verliefd op werd: Gabriela Horvátová. Toen Zdeňka van de relatie hoorde deed ze een zelfmoordpoging. Janáček en zij besloten daarop informeel te scheiden. Door het voorval was Janáček direct over zijn liefde voor Gabriela heen. Een jaar later echter, werd hij opnieuw verliefd, deze keer op een vrouw die 38 jaar jonger was dan hij…

Late jaren
Kamila Stösslová was pas 24 jaar, getrouwd en had al twee kinderen. Ze beantwoordde Janáčeks liefde niet maar wees hem ook niet af. Janáček zou de rest van zijn leven verliefd op haar blijven. Het moment van hun kennismaking wordt gezien als een keerpunt in Janáčeks compositiegeschiedenis: zijn stijl werd frisser. Zijn verliefdheid bracht een stroom van succesvolle werken op gang, waaronder de opera’s Kát’a Kabanová (1920), Het sluwe vosje (1924) en De zaak Makropulos (1926), de beroemde Sinfonietta (1926), het orkestwerk Taras Bulba (1918) en zijn twee strijkkwartetten.

In 1927 begonnen ze uiteindelijk een relatie. Janáček was toen op het hoogtepunt van zijn roem. Zijn werken werden overal in Europa uitgevoerd en twee jaar eerder was hem een eredoctoraat toegekend door de universiteit van Brno. Janáček begon aan zijn laatste opera, Aantekeningen uit het dodenhuis (1927), naar de roman van Dostojevsky. Hij werd lid van de Akademie der Künste in Berlijn, naast Arnold Schönberg en Paul Hindemith.

Dood en nalatenschap
In augustus 1928 was Janáček op vakantie in Štramberg met Kamila en haar zoon Otto. Hij vatte daar een verkoudheid op die zich ontwikkelde tot een longontsteking. Een paar dagen later werd hij overgebracht naar een sanatorium in Ostrava waar hij overleed. Zijn begrafenis was openbaar en werd door honderden mensen bezocht. De laatste scène van Het sluwe vosje werd gespeeld. Hij werd begraven op het ereveld van de centrale begraafplaats in Brno.

Na de oprichting van de orgelschool in Brno in 1881 voegde Janáček er in de loop der jaren diverse opleidingen aan toe, waaronder voor viool en zang. In 1919 ging de school samen met de Beseda muziekschool (een onderdeel van het Philharmonisch Koor Brno). Het geheel werd omgevormd tot conservatorium en bestaat als zodanig nog steeds. Janáček bleef er tot 1925 lesgeven.

Janáček schreef ook diverse artikelen, essays en verhandelingen over muziektheorie. Zijn harmonisaties weken af van de traditionele gebruiken. Zijn boeken geven dan ook dikwijls een originele kijk op akkoordprogressies en stemvoering.