Pierre Audi_0.

Wagner door de ogen van Pierre Audi

14 december 2017

De nieuwe productie van Wagners Tristan und Isolde in regie van Pierre Audi, oogstte in Parijs en Rome al veel lof. Audi concentreert zich op de mythe van de liefde zelf die in dit geval tot de dood leidt. In dit interview licht hij zijn visie op 'Wagners eredienst aan het tijdloze moment' toe. 

OP DE MAAN

"Donkerte. Groen en blauw. Overweldigende muziek. Verder herinner ik me niets. Behalve dat ik van de eerste tot de laatste minuut geobsedeerd was." Pierre Audi was 11 toen hij zijn eerste Tristan und Isolde zag. Samen met zijn vader, tijdens een vakantietrip in München. Na afloop wilde hij het liefst blijven zitten, nog volledig in de ban van wat hij zag en hoorde, hoewel er ook buiten het theater iets aan de gang was. "De straten stond vol met groepjes mensen die naar televisies keken in de winkel-etalages. De eerste landing op de maan, het leek wel een festival."

De mens op de maan, wat zou het. “Het gekke”, zegt Audi, “is dat uitgerekend de tweede akte van Tristan mij het meest van die hele avond is bijgebleven. Een duet waar geen eind aan kwam. Surrealistische lading. Muziek die niet ophield. We weten allemaal dat kinderen actie willen op een toneel. Maar dit bleef in mijn hoofd. Het statische. Met die twee natuurlijk in elkaars armen, het was een ouderwetse productie."

De tenor was de beroemde Wolfgang Windgassen. Maar daar is Audi pas veel later achter gekomen, toen hij in München was om zelf een opera te regisseren (Henzes Venus und Adonis, ook eentje over liefde en dood - red). 

TRISTAN0007.

Audi’s Wagner

Tijden veranderen en regiestijlen ook. Maar niet de duur en de lay-out van Tristan und Isolde, Wagners eredienst aan het tijdloze moment: met een eenwording in liefde die zowat de hele tweede akte in beslag neemt. Gevolgd door een sterfscène van ruim een uur. En dat dan uitmondend in een bevreemdende combinatie van beide toestanden, een Liebestod waarin de heldin zich naar een hoge vorm van extase zingt,  om tenslotte in ‘verheerlijkte gedaante’ (zo zag Richard Wagner het graag) op het lijk van de held neer te zijgen. 

Vergeestelijkte liefde. Met de dood als facilitering. Je zou in Tristan een makkelijk te wassen varkentje kunnen vermoeden voor Audi, wiens zin voor het spirituele door al zijn ensceneringen heenloopt. Maar nee, zegt Audi, hij was beducht voor Tristan. “In paniek zelfs. Vooral voor het slot. Ik dacht: hoe los ik die moeilijke scène op? Als ik er niet voor gevraagd was door het Théâtre des Champs-Élysées, dan was ik er niet aan begonnen.” 

‘Ik probeer altijd een stuk te vertellen zoals het geschreven is, maar soms moet ik de methode van het vertellen veranderen’

Audi’s Tristan-regie ging daar in 2016 in première, met een herneming in Rome erachteraan. “Ik heb geboft dat ik in Amsterdam eerst Wagners Ring heb gedaan en Lohengrin en Parsifal. Met Tristan had ik me anders geen raad geweten. Een Wagnerenscenering moet je opzetten vanuit de meest tricky momenten. Die les heb ik geleerd. En van alle moeilijke momenten is de Liebestod in Tristan het moeilijkst. Hoe geef  je het vorm, dat sterven in extase van Isolde?” 

TRISTAN0016
TRISTAN0019.

LICHT EN DONKER

Ontstijgen aan het aardse. Daar is muziek voor nodig. En licht. Voor dat laatste laat Audi zich escorteren door de lichtontwerper Jean Kalman. Wagner componeerde muziek die zich onttrekt aan de zwaartekracht van de traditionele tonaliteit. Kalman werkt aan Isoldes ontstoffelijking mee door composities van licht en donker. Van de heldin is tegen het eind niets meer over dan een zwart silhouet. Ze gaat op in duisternis.
“Ze is uiteindelijk alleen nog een stem”, zegt Audi. “Die stem moet op het toneel, maar het beeld is een schim. Zo wordt de Liebestod wat het is, een postludium, met zicht op een onbekende toekomst.” 

Ensceneringen van Tristan hebben vaak een nuchter begin. Het mag immers niet, die eenwording straks met Isolde. In akte 1 is Tristan nog de koele vazal die een verontwaardigde Isolde meevoert over de zee als bruid voor zijn oom, koning Marke. Maar Audi ziet transcendentie vanaf het begin. De zweving van het eind, vindt Audi, zit al in de zeereis, “die een reis naar de dood is.”

Bij de ouverture (bekend van orkestconcerten als de eerste helft van Vorspiel und Liebestod) begint voor Audi al een spel van donkerte naar licht. In alle drie de bedrijven wordt het decor van Christoph Hetzer gedomineerd door een groot zwart vlak. “Mysterieus, zoals het zwart van de schilder Malevitsj”, zegt Audi. Het vlak kan zich binnenstebuiten keren, zuigt de blik op maar laat ook stukje bij beetje iets los van een beeldvertelling, zoals wanneer het uit fragmenten van een schip blijkt te bestaan. Vanuit een oplichtende horizon die de mythische handeling omgeeft, komt een verzengende gloed opzetten wanneer de boze Isolde en de koele bruidenbrenger plotseling met huid en haar aan elkaar zijn overgeleverd. 

DOOD EN LIEFDE

Dat laatste komt door iets uit een flesje, en tja, dat is wel het op een na moeilijkste waarmee Wagner zijn regisseurs postuum heeft opgezadeld. Er zit een verhaal achter: Isolde was uit op wraak, omdat zij zich in een vorige fase van haar leven voor Tristan bestemde en omgekeerd. Het gif dat zij nu aan de verrader en zichzelf denkt toe te dienen (aan Tristan is verteld dat het om een verzoeningsborrel gaat) blijkt verwisseld door een alles verterend afrodisiacum. “Maar ik weet ook wel”, zegt  Audi, “dat het voor de hand ligt om te denken dat ware liefde misschien wel sterker is dan een drankje.” 

Geen bekers in deze Tristan. Wel, op z’n Pierre Audi’s, een kort, van dubbele lading voorzien ritueel rond twee magische stenen, een zwarte en een zilverkleurige. Dood en liefde. “Ik probeer altijd een stuk te vertellen zoals het geschreven is, maar soms moet ik de methode van het vertellen veranderen.”

TRISTAN0033
TRISTAN0028

Regieaanwijzingen

Een vergrootglas dat Audi op Wagners dialogen en regieaanwijzingen heeft gelegd, leverde aanscherpingen op van karakters als Brangäne, de trouwe dienster die haar meesteres Isolde (‘mijn hart, mijn schat’) bij Audi duidelijk hoger heeft zitten dan alleen als meesteres. En dan Marke, een vorst die volgens Wagner ook lijken zegent, en voor Audi daarom aspecten heeft van een middeleeuwse koning-heilige. Tristan, die eerst Isolde heeft verraden en later Marke, is voor Audi op en top het product van Wagners fascinatie voor mannen met een fundamentele fout. “Wagner heeft iets met mannen met een passieve negativiteit, tegenover een vrouw die daar hevig onder moet lijden.” In de armen nemen is er niet of nauwelijks bij tussen de twee gelieven. In sferen van bovenwereldse tederheid doet men het op z’n hevigst met voorhoofden die tegen elkaar worden gelegd. Een akte van subtiliteit die zich afspeelt tussen ribben van een walvisskelet, voordat de ontdekking door Marke en het zwaard van Melot aan de droom een eind maken. 

Vergeestelijking

“Over het doden van Tristan zijn Wagners aanwijzingen vaag”, zegt Audi. “Je kunt als een gevechtsregisseur aankomen en zeggen: goed, nu is hij geraakt en dan gaat hij wel dood. Maar ik heb besloten dat Isolde zijn dood inleidt. Waarbij je afvraagt of het opzet is of niet! Melot gaat het gevecht aan met Tristan. Isolde probeert ze te stoppen. Daarbij blokkeert ze de arm van Tristan zodat Melot kan toeslaan. Je voelt dat Isolde er veel aan gelegen is om Tristan naar die andere wereld te krijgen.” 

‘Bij Wagner zit altijd vroeg of laat een explosie van geweld’

De derde akte is een ‘landschap van lijken’. De body count in Audi’s Tristan is bovengemiddeld en betreft behalve de held en zijn moordenaar ook Brangäne, Kurwenal en uiteindelijk ook Marke, wiens hart breekt. Ook hier een verheviging van de wagneriaanse botsing van het aardse en het transcendente. “Bij Wagner zit altijd vroeg of laat een explosie van geweld. Eerst sublieme verzonkenheid. Dan plotseling een clash. Het lijkt wel of je in een ander stuk stapt. En in Tristan? Je krijgt er een derde dimensie bij. Vergeestelijking. Ik ben me gaan realiseren hoe geniaal het in elkaar zit. In dat bizarre sterven van Isolde zit een fantastische logica.”

 

Dit artikel werd eerder gepubliceerd in Odeon 108