PaulAppleby

Paul Appleby zingt de rol van Pelléas

29 mei 2019

Tekst: Hein van Eekert

Paul Appleby is in Amsterdam vanwege zijn rol in Girls of the Golden West van John Adams, dus het is gemakkelijk om ‘live’ een afspraak te maken over zijn rol in Pelléas et Mélisande van Claude Debussy. Een enorm interessant werk, vindt hij Pelléas et Mélisande, mede om wat er allemaal níet over de karakters verteld wordt. ‘Iedereen is blind in deze opera: niemand is zich helemaal bewust van zijn eigen verlangens.’

De vijfendertigjarige tenor Paul Appleby is in korte tijd al een aantal keren bij De Nationale Opera te zien geweest: voor Girls of the Golden West ook al in Mozarts Die Entführung aus dem Serail en in Stravinsky’s The Rake’s Progress. Appleby: “Ik heb enorm genoten van de eerste keer dat ik hier was, bij Die Entführung aus dem Serail in een regie van Johan Simons, een fascinerende man, zeer getalenteerd en geestig. Ik heb veel van hem geleerd. Hij komt uit de theaterwereld. Nou heb ik vaker met regisseurs gewerkt die niet uit de operahoek kwamen, maar Simons was geweldig omdat hij, anders dan de meeste anderen, er geen probleem in zag om om hulp te vragen bij zaken waar hij minder van wist. Zo kon hij zijn perspectief op Die Entführung brengen, zonder ons te ondermijnen. Dat was echt leuk!”

Ruimte voor fantasie

Vlak voor Girls of the Golden West zong Appleby een voorstellingreeks bij de Metropolitan Opera, waar hij ook al de rol van Pelléas vertolkte. Hij woont in de Verenigde Staten, waar zijn echtgenote op het moment van het interview op het punt staat hun tweede kind te baren en het is duidelijk dat dat de zanger bezighoudt, hij wil het grote moment per se meemaken. De laatste voorstellingen van Girls of the Golden West wordt hij dan ook vervangen. Maar zodra het gesprek over Pelléas et Mélisande gaat, begint Paul Appleby te filosoferen.

Hij heeft veel nagedacht over de verhouding tussen de halfbroers Golaud en Pelléas, en over de rol van Mélisande, die getrouwd is met Golaud maar die een bijzondere relatie krijgt met Pélleas: “Wat ik geweldig vind aan deze opera: het stuk is verbonden met de realiteit, maar het heeft genoeg ambiguïteit, zowel in de tekst als in de muziek, om ruimte te bieden aan de fantasie. Je kunt er heel veel op projecteren; ik heb bijvoorbeeld mensen horen zeggen dat ze het zien als een soort spookverhaal in een oud kasteel. Zelf vind ik de interpretatie gerechtvaardigd waarin Mélisande de situatie én Pelléas manipuleert in haar verzet tegen de trauma’s die ze heeft doorleefd voordat we haar ontmoeten. Of tegen wat Golaud haar aandoet door zijn gewelddadige houding jegens haar. Dat hoeft geen bewust plan te zijn, maar tussen de regels door lijkt ze ermee bezig. In hun laatste scène samen vraagt Pelléas bijvoorbeeld aan Mélisande waarom ze hem niet aankijkt, maar zij is vast al aan het checken of Golaud in de buurt is om te zien dat ze daar is met Pelléas.”

Mysterieuze familie

Om inzicht te krijgen in de karakters stelt de tenor zich de personages wel eens voor in zeer extreme omstandigheden en bedenkt dan hoe ze daarin zouden reageren op elkaar. “Het is gemakkelijk om eroverheen te kijken, maar die familie waarin Mélisande terecht komt, is fascinerend. Er zijn zoveel vragen: zijn de vaders van Pelléas en Golaud broers? Als dat zo is, dan zit er een cyclus in deze opera: Geneviève, de moeder van Pelléas en Golaud, staat dan net zo tussen twee broers in als Mélisande een generatie later.” Dat idee brengt Appleby weer verder: heeft Golaud wellicht ooit hetzelfde meegemaakt met zijn vader als wat hij zijn zoontje Yniold aandoet? En dan is er Arkel, de blinde grootvader. Is hij wel blind? Iedereen lijkt blind in deze opera: niemand is zich helemaal bewust van zijn eigen verlangens.”

Gelijkenis tussen Pelléas en het liedrepertoire

De taal van Maeterlinck en de manier waarop Debussy die gecomponeerd heeft is een hoofdstuk apart. Gelukkig houdt Paul Appleby van het liedrepertoire: “Pelléas voelt als het zingen van een heel lang lied, omdat je zo veel nuances in de taal moet leggen. Het vloeien van de taal in de Franse stijl en zeker bij Debussy, is heel anders dan die in het Duits of Engels en misschien ook wel het Nederlands. Waar je in die talen het begin van een woord benadrukt als je bijvoorbeeld woede uitdrukt, moet je in de Romaanse talen altijd letten op de verbinding van klanken. Je moet op een subtiele manier de details naar boven halen.” En soms moet dat heel snel. Appleby plukt een paar rappe frasen uit de lucht: “Il fait si noir que l’entrée de la grotte ne se distingue plus du reste de la nuit. Ik heb dat veel geoefend. Attendons que la lune ait déchiré ce grand nuage….”

Paul Appleby heeft interessante liederen op cd opgenomen: de cyclus ‘Dear Theo’ van Ben Moore, met als basis de brieven van Theo van Gogh (“Hoe spreek je dat nu echt op zijn Nederlands uit?”). Hij maakte ook een album, gewijd aan werk van Harold Meltzer. “Voor Amerikanen is het begrip ‘song’ verbonden met de musical: Gershwin en Cole Porter gaan er hand in hand met Virgil Thomson en andere componisten van door jazz beïnvloede theatermuziek. Er is ook een andere traditie met Harold Meltzer en Charles Wuorinen, Milton Babbitt en anderen, met meer academische, rigoureuze muziek. Liederen betekenen veel voor mij: ik houd van Schubert, Schumann en Wolf, maar ik voel me ook ambassadeur voor de Amerikaanse traditie. Die staat soms los van het meer bekende lied, maar ik denk dat het publiek er veel aan heeft om die te leren kennen.”