FDP

Fin de Partie: een werk als geen ander

26 februari 2019

Test: Klaus Bertisch

Een opera van de Hongaarse componist György Kurtág brengen was al lange tijd een grote wens van Pierre Audi. Toen hij dertig jaar geleden aantrad bij De Nationale Opera, stond er al een opera van Kurtág gepland. Die werd toen afgezegd, omdat de componist zichzelf niet in staat achtte het werk af te maken. In de jaren daarna bleef Audi aandringen en plannen smeden.

Nu is daar dan toch Kurtágs eerste opera, een van de mooie projecten waarmee het tijdperk Audi bij De Nationale Opera wordt afgesloten. De première was in Teatro alla Scala in Milaan, nu komt de coproductie naar het Opera Forward Festival.

Waarom was het zo belangrijk om Kurtág ervan te overtuigen een opera te schrijven?

Pierre Audi: “Kurtágs muziek is ontzettend theatraal. Hij komt uit een traditie waarin muziektheater een grote rol speelt. Bartók en Kodály, Ligeti en Eötvös, stuk voor stuk hebben ze zich aan het operagenre gewaagd, ook al bleef hun output soms beperkt tot één opera. Ook bij de inmiddels 92-jarige Kurtág is de kans klein dat er nog een tweede opera zal volgen. De match tussen Kurtágs muziek en de theaterteksten van Samuel Beckett is echter perfect.”

Toch heeft Kurtág niet de volledige theatertekst in zijn opera verwerkt…

Audi: “Kurtág heeft vijf volledige scènes van muziek voorzien, en daarbij niets samengevoegd of ingedikt. Hij heeft zelfs passages toegevoegd: schetsen die Beckett uit zijn definitieve versie van het stuk weg heeft gelaten. Ook is er een proloog die eigenlijk los staat van het stuk van Beckett.

Enerzijds blijft Kurtág heel trouw aan Beckett, anderzijds ook weer niet. Dat moet ook, want muziek springt anders om met emoties dan een toneeltekst. Acteurs kunnen met de tekst aan de slag en daar emoties in brengen. Een componist geeft deze emoties al vorm in zijn muziek. Een ander voorbeeld: In Becketts stuk zijn de stiltes van enorm belang. Kurtág heeft deze stiltes verwerkt in zijn compositie, maar dan wel ‘opgevuld’ met muziek.

Heeft je ervaring met zowel toneel als muziektheater je geholpen bij Fin de Partie?

Audi: “Ik heb nog nooit een stuk van Beckett geënsceneerd. Ik wist eerlijk gezegd niet goed hoe ik zijn werk moest benaderen. Als regisseur krijg je relatief weinig vrijheid, door de rechten en door de zeer uitgebreide regieaanwijzingen in de tekst. Ironisch genoeg hebben we bij Fin de Partie de aanwijzingen van Beckett toch losgelaten, en besloten om de binnenruimte van de karakters tot buitenruimte te maken.

Het is net als Kurtág met de muziek: ik doe het totaal anders en toch ben ik trouw aan Becketts ideeën. De loyaliteit zit hem niet in de vorm, maar in de inhoud. Je moet je altijd afvragen waar een bepaalde aanwijzing van Beckett vandaan komt, en zo kom je al analyserend tot een nieuw idee.”

Fin de Partie 34 Frode Olsen e Leigh Melrose.

Hoe zit het met de toegevoegde proloog? Brengt deze het publiek nader tot het onderwerp of de wereld van het stuk?

Audi: “De proloog toont een vrouw die achtervolgd wordt door stemmen. Het gaat in deze scène om angst voor een wereld die we niet kunnen zien, om angst voor de werkelijkheid. Misschien horen wij allemaal wel in zekere zin stemmen in ons hoofd. Die stemmen roepen vragen op over het onbekende, zoals de vraag of er leven na de dood is. Daar gaat de hele opera over: het levenseinde. Wanneer en hoe dit einde komt is niet duidelijk, alles ligt in Gods hand.

In zekere zin speelt het personage Hamm in het stuk de rol van God. Als op een troon waakt hij in zijn rolstoel over zijn eigen lot en dat van anderen. Maar ook hij weet niet wat er gebeurt als het einde daar is. Deze existentiële kwesties komen in alle stukken van Beckett terug. De materie is zeer complex en daarom worstelde ik aanvankelijk met mijn benadering ervan. De Franse taal heeft me daarbij echter veel geholpen. Het is mijn moedertaal, en daardoor kon ik vat krijgen op de diverse betekenislagen en me de materie eigen maken.”

Beckett heeft tegenwoordig een beetje de reputatie wat ouderwets te zijn en niet meer aan te sluiten bij de snelle en hectische tijden waarin we leven. Zijn stukken worden bijna nooit meer uitgevoerd. Maar nu zien we dat hij in zijn werk belangrijke existentiële vragen oproept. Herken je dit, en heeft dit invloed gehad op je benadering van Fin de Partie?

Audi: “Het theater is sinds Beckett veranderd. Toneelauteurs schrijven op een andere manier, en auteurs die als Beckett haast als een beeldend kunstenaar te werk gaan, die werkelijk iets bedenken, bestaan eigenlijk niet meer. Beckett is een conceptueel schrijver, en totdat het moderne theater zich weer meer in zijn richting ontwikkelt en zich opnieuw aan zijn werk waagt, zal Becketts werk in de marge blijven staan. Kurtág is er echter in geslaagd de tekst een emotionele lading te geven. Hij heeft iedere nuance in de tekst muzikaal verwerkt. En dan merk je hoe briljant ieder woord in Becketts tekst eigenlijk is. Het werk op zich is al haast een muziekstuk.”

“Als je erin slaagt om de gespannen toestand, waarin Hamm zich naar zijn eigen einde begeeft, over te brengen op het publiek, dan komt het stuk tot leven. Het gaat om het niet kunnen loslaten, en dat is door en door menselijk. De mens is bang voor de dood, ook wanneer hij dat niet wil toegeven. Dat heeft natuurlijk ook zo z’n gevolgen voor de relatie tot anderen. In het stuk zijn dat de ouders van Hamm en Clov, zijn adoptiefzoon. Het is een soort familiedrama, met vele verschillende lagen – haast als een ui. Beckett gebruikt daarbij merkwaardige beelden. Zo zitten de ouders van Hamm in vuilnisbakken…

Bestaan deze ouders van Hamm echt, of alleen in zijn verbeelding?

Audi: “Misschien is het inderdaad slechts zijn herinnering die het beeld van zijn ouders oproept. En dan is er ook nog zijn vertelling over zijn adoptiefzoon, een verhaal vol schuld en schaamte. Er worden in het stuk zeer actuele thema’s behandeld, zoals machtsmisbruik. Maar zodra je Beckett in een realistische context probeert te dwingen, verliest zijn tekst alle poëzie. Je moet de dingen open laten, zodat het publiek tot een eigen interpretatie kan komen.

Fin de Partie 36 Leigh Melrose e Frode Olsen

Beckett wordt tot de stroming van het absurd toneel gerekend. Wat betekent dat?

Audi: “De hele situatie is natuurlijk absurd. In een soort bunker bevinden zich een aan een rolstoel gekluisterde man en zijn adoptiefzoon, die niet in staat is te zitten. En dan zijn er nog de ouders die vastzitten in hun vuilnisbakken. Alle karakters zijn in meerdere of mindere mate gehandicapt. Ze communiceren met elkaar, maar tegelijkertijd ook niet. Het is een geconstrueerde situatie, die zich niet aan realistische regels houdt.”

Het idee van de ui, van de vele verschillende lagen, komt terug in het decor…?

Audi: “Ja, het idee was dat de figuren in het grote niets kijken vanuit hun bunker. Maar stel nou dat ze slechts de muren van een andere bunker zien. En als je vanuit die andere bunker zou kijken, zou je weer een volgende bunker zien, enzoverder als een soort Russische Baboesjka-pop. Dat werd voor ons een metafoor voor het stuk. Binnen en buiten verschillen niet van elkaar. Je ziet het Niets, vanuit welk perspectief je ook kijkt. Op het podium zie je het niemandsland waarin de figuren zich bevinden, dat was erg belangrijk voor ons.”

Speelt humor een rol?

Audi: “Zwarte humor. Er valt niet echt iets te lachen. Eerder te huilen. De lach zit hem eerder in de absurditeit van de situaties: het spel met de vuilnisbakken, de bewegingen van Clov, zijn pantomime aan het begin, de functie van de hond. Het is Kurtág gelukt om dit alles op zijn eigen manier te verwerken, en wij hebben dat op het podium verder ondersteund.”

Wat maakt dat het werk zo overweldigend goed ontvangen is? Is dat een buiging voor het late werk van een grote meester?

Audi: “Fin de Partie is werkelijk uniek. Vaak zien we bij componisten dat ze andere werken citeren, kopiëren of door deze of gene beïnvloed zijn. Het is Kurtág gelukt een volledig eigen werk te creëeren. Hij heeft een geheel eigen manuscript, en daarmee werkelijk iets nieuws geschapen. Hij heeft van een relatief statisch toneelstuk een uiterst dynamische opera gemaakt, een werk dat echt iets met je doet. Dat de compositie en de uitwerking op het podium één onlosmakelijk geheel vormen, is naar mijn idee de reden voor de uitzonderlijk goede ontvangst van de opera. En ook de prestaties van de vier uitzonderlijke zangers en dirigent Markus Stenz hebben daar natuurlijk aan bijgedragen.”

Vertaald door Laura Roling
Dit artikel verscheen eerder in Odeon 113.