Het Zwanenmeer scènebeeld; Alexander
Foto: Marc Haegeman

De muziek van Het Zwanenmeer

30 maart 2023

Pjotr Iljitsj Tsjaikovski (1840-1893) componeerde slechts drie balletpartituren – Het ZwanenmeerThe Sleeping Beauty en De Notenkraker – maar zorgde hiermee voor een revolutie in de negentiende-eeuwse balletmuziek.

Een kleine revolutie, want Tsjaikovski was er de componist niet naar om volledig te breken met de traditie. Althans, niet met de goede aspecten ervan. Maar hij weigerde ordinair klankbehang af te leveren zoals veel van zijn voorgangers en tijdgenoten – de broodschrijvers die zich als gehoorzame schoothondjes gedroegen. Tsjaikovski creëerde zelfstandige en serieuze balletmuziek, in veel opzichten vergelijkbaar met zijn andere orkestwerken. Zijn balletmuziek is, vergeleken met de muziek van zijn voorgangers en tijdgenoten, vele malen gevarieerder, vol lyrische en symfonische elementen en bovenal verhalend. Na Tsjaikovski zouden Diaghilevs Ballets Russes voortborduren op de weg die hij was ingeslagen: het ballet als geïntegreerd kunstwerk, waarin muziek, dans en decor een even belangrijke rol spelen.

 

WERK IN OPDRACHT

Waarschijnlijk was Tsjaikovski niet eens bewust uit op het veroorzaken van de revolutie die hij teweegbracht. Hij kreeg de opdracht voor het schrijven van Het Zwanenmeer in 1875 en nam hem, zoals hj aan Rimsky-Korsakov schreef, aan vanwege het geld, maar vooral ook omdat hij hield van dansante muziek, een kenmerk dat in veel van zijn vroege composities ook naar voren komt. Het schrijven van de muziek voor een avondvullend ballet beschouwde hij als een nieuwe uitdaging.

Een balletcomponist hoorde destijds dienstbaar te zijn aan de choreograaf: voor de première in 1877 was dat de minder succesvolle Julius Reisinger. Wat niet dansbaar werd geacht, moest herschreven worden en als Reisinger vond dat er een Russische dans ontbrak, dan schreef Tsjaikovski die. Zo waren de verhoudingen. De reacties na de première waren, wat de muziek betreft, verdeeld. Te monotoon en volstrekt ongeschikt om op te dansen, oordeelde de ene recensent. Een ander vond juist dat Tsjaikovski’s muziek zó sterk was dat hij zijn aandacht maar nauwelijks bij het slappe ballet kon houden. Of ze het nu wel of niet waardeerden: dat Tsjaikovski’s muziek anders was, stond voor iedereen vast. Anders was dat Tsjaikovski geen alledaagse achtergrondmuziek had afgeleverd, maar een volwassen compositie, bij uitstek geschikt voor ballet, zoals de latere choreografie van Petipa en Ivanov (en de vele choreografieën die volgden) zou aantonen.

 

TONALE BENADERING

Tsjaikovski’s kracht was dat hij zijn compositie relateerde aan het onderwerp. Aan het tragische verhaal, maar ook aan de hoofdpersonen, hun karakters en emoties. In plaats van zijn partituren te structureren als het destijds gebruikelijke kralenkoord – een aaneenschakeling van ongerelateerde divertissementen – componeerde Tsjaikovski zijn balletmuziek met gebruik van uitgebreide symfonische lijnen, zodat thema’s en leidmotieven zich konden ontwikkelen. De muzikale betekenis groeide, verdiepte zich en bloeide op, waardoor het verloop van het verhaal terug te horen is in de muziek.

Olga Smirnova en Constantine Allen in de balletstudio
Olga Smirnova en Constantine Allen | Foto: Altin Kaftira

De hoofdpersonen hebben, zo blijkt bij analyse van de muziek, een eigen toonsoort. B-mineur is de toonsoort van de zwanen en tevens de overheersende toonsoort van het ballet. Siegfried draagt E-majeur, Odette onder meer A-mineur en E-majeur, en alles past tonaal op wonderbaarlijke wijze in elkaar. De toonsoorten zorgen voor specifieke associaties met de hoofdpersonen, en tegelijkertijd vormen ze een essentieel onderdeel in de ontwikkeling van het gehele werk. Zo’n tonale benadering was nieuw voor het ballet en Tsjaikovski voerde dat op ingenieuze wijze door. Tsjaikovski wist hoe hij een verhaal beeldend moest maken en hoe hij een in woorden onmogelijk te vangen stemming in muziek kon overbrengen. Wat is mooier dan de groep zwanen die bij het vallen van de nacht neerstrijkt op een bosmeer, op zoek naar rust, weer te geven door de onvergetelijke hobo-solo, de harp en de vibrerende strijkers? De triestheid die wordt gesuggereerd door de blazers in de dans van de Kleine Zwanen? Of de voorbode van ongeluk, weergegeven door de trompetten? Dát maakt Het Zwanenmeer tot wat het is: beeldend, aangrijpend en ontroerend.

Tekst: Maarten de Kroon
Revisie: Stan Schreurs