De Groene Tafel
Archiefbeeld De Groene Tafel

De Groene Tafel: het levend houden van een meesterwerk

9 augustus 2022

Interview met Jeanette Vondersaar

Tekst: Astrid van Leeuwen

Ze vindt het in en in triest, maar Kurt Jooss’ De Groene Tafel is helaas nog altijd, en nu zelfs extra actueel. Het is volgens Jeanette Vondersaar dan ook uitermate belangrijk dat Het Nationale Ballet Jooss’ ‘anti-oorlogsballet’ juist op dit moment, nu er een afschuwwekkende oorlog in Europa woedt, uitvoert.

Als voormalig soliste van Het Nationale Ballet vertolkte ze in de choreografie meermalen de rol van de partizane. Later assisteerde ze Jooss’ dochter, Anna Markard, bij de instudering van de choreografie en sinds Markards dood in 2010 draagt Vondersaar de verantwoordelijkheid voor het ‘levend houden’ van dit meesterwerk.

Jeanette Vondersaar, geboren in het Amerikaanse Indianapolis, was zestien toen ze, als balletstudent in New York, De Groene Tafel voor het eerst zag. “De choreografie maakte diepe indruk op mij. Vooral de rol van De Dood, die in het stuk de levens van burgers en soldaten neemt. De kracht van zijn optreden is bijna beangstigend, als een oorlogstanker die over het toneel naar voren komt. Als iemand mij destijds had verteld dat ik dit werk ooit zelf aan volgende generaties zou overdragen, had ik het niet geloofd.”

Vondersaar danste van 1976 tot 1997 bij Het Nationale Ballet, vanaf 1977 als eerste soliste. Ze danste er regelmatig de rol van partizane in De Groene Tafel. “Een fantastische rol, passend bij mijn energie en temperament.” Eén keer werkte ze met Kurt Jooss zelf. “We idoliseerden hem. Om de discipline en precisie die zijn choreografie vereist, waardoor elk detail betekenis krijgt. Maar evenzeer omdat hij tussen twee wereldoorlogen in een dergelijk sterk statement heeft durven maken.” Meestentijds werkte Vondersaar echter met Anna Markard, de oudste dochter van de Duitse choreograaf, aan het ballet.

‘Dit is een enorme eer, maar ook een immense verantwoordelijkheid’

Een stimulans tot reflectie

Toen Het Nationale Ballet De Groene Tafel in 1996 voor televisie opnam, stelde Markard haar voor de keuze: ze kon nog eenmaal de rol van partizane in het ballet dansen, of ze kon Markard assisteren. “Hoe lastig die keuze ook was, uiteindelijk besloot ik om het laatste te doen. Een keuze die een keerpunt bleek te zijn voor mijn lot en de reden waarom ik mij tot op de dag van vandaag inspan om dit meesterwerk, dat zo belangrijk is voor de dansgeschiedenis, te bewaren. Anna had in de loop der jaren ook andere assistenten, maar anders dan zij maakte ik De Groene Tafel tot mijn eerste prioriteit. Gedurende bijna vijftien jaar studeerden Anna en ik de choreografie en andere werken van Jooss in door heel Europa, in Japan en in veel steden in de Verenigde Staten. Anna was mijn mentor en mijn vriendin.”

Door de jaren heen raakte Markard meer en meer onder de indruk van Vondersaars kennis van De Groene Tafel en voor haar overlijden in 2010 beloofde Vondersaar haar dat zij het magnum opus van Markards vader 'levend' zou houden. “Een enorme eer, maar ook een immense verantwoordelijkheid. Want helaas zien we vandaag de dag weer tot welke verschrikkingen oorlog en strijd leiden. De Groene Tafel stimuleert mensen om daarover te reflecteren. Het lot van vluchtelingen, mensen die profiteren van de oorlog, de zinloosheid van geweld: Jooss heeft het allemaal in zijn choreografie verwerkt. Aan mij daarom de taak om te zorgen dat het werk op het hoogste niveau wordt uitgevoerd, want alleen dan heeft het zijn beoogde effect.”

De Groene Tafel
Archiefbeeld De Groene Tafel
De Groene Tafel
Archiefbeeld De Groene Tafel

Niet kijken, maar zien

Negentig jaar na de première in Duitsland, ten tijde van het opkomend nazisme, raakt De Groene Tafel mensen nog steeds, zegt Vondersaar. “De universele en tijdloze lading ervan kan niemand ontgaan.” Ze geeft toe dat het ballet in danstechnisch opzicht misschien gedateerd is. “Publiek van nu is gewend aan veel pirouetten, hoge sprongen, aan benen tegen het oor. Maar het is”, zegt ze, “juist de ingetogenheid die dit werk zo indrukwekkend maakt. ‘Less is more’ in dit geval, en dat vraagt een uiterste beheersing van de dansers.”

Die beheersing is voor de huidige generatie dansers lastig, weet ze uit ervaring. “In De Groene Tafel draait het om de innerlijke expressie. Je brengt een belangrijke boodschap over en daardoor is elke beweging, elk gebaar essentieel. Als je bijvoorbeeld een reikende armbeweging naar iemand maakt, dan moet die beweging geladen zijn met energie, je moet echt iets uitdrukken met je armen, iets aan de ander overbrengen, heel eerlijk en puur. Dit soort details vergen een enorme focus van de dansers. Je moet je niet alleen bewust zijn van jezelf en je danspartner, maar van alles en iedereen om je heen. Je moet niet kijken, maar zien.”

Tegen de dansers zegt ze aan het begin van het repetitieproces dan ook: “Jullie zullen geduld moeten hebben met mij en ik met jullie”, want: “Achter elke stap zit een betekenis en ik analyseer voor elke danser afzonderlijk wat de beste manier is om die betekenis over te brengen.”

 

‘Dit móét doorgaan’

Afgelopen 3 juli was het precies negentig jaar geleden dat De Groene Tafel in het Parijse Théâtre des Champs-Élysées in première ging. “Ik hoop dat ik de honderdste verjaardag nog mag meemaken”, zegt Vondersaar, die inmiddels 71 is. De laatste jaren werkt ze bij de instudering van de choreografie samen met de Italiaanse balletmeester Claudio Schellino, wiens enorme toewijding ze ‘ontdekte’ toen ze De Groene Tafel bij het Saarländisches Staatstheater in Saarbrücken repeteerde. “Die samenwerking is niet alleen belangrijk omdat ik gezien mijn leeftijd niet meer alles kan voordoen, maar ook omdat de beschikbare repetitietijd wereldwijd steeds minder wordt. Toen ik met Anna Markard begon, rekenden we minimaal zes weken à in totaal honderd uur voor de instudering van De Groene Tafel. Nu mag je blij zijn als je vier weken krijgt om het werk te zetten.”

Maar ook Schellino is met 60 jaar inmiddels op leeftijd, dus Vondersaar is alweer op zoek naar een nieuwe opvolger. “We hebben ons oog nu laten vallen op een jonge veertiger, die op het ogenblik in Portugal werkt. Want hoe dan ook: dit móét doorgaan, we móéten dit meesterwerk van de danskunst levend houden.”