Daniel Behle
Foto: Horowitz

Daniel Behle: ‘Mijn rol in Königskinder is een soort Tamino Plus’

29 augustus 2022

Tenor Daniel Behle keert terug naar Nederland in Humperdincks Königskinder. Als ervaren vertolker van de Koningszoon, als componist én als vader is hij de geschikte persoon om te vertellen waarom wij deze voorstelling niet mogen missen.

Tekst: Hein van Eekert

Dat de zeer succesvolle tenor Daniel Behle ook componeert, lijkt een bijzaak: de titelrolvertolker uit Humperdincks Königskinder staat al enige jaren met zeer veel succes als tenor in theaters en concertzalen. Hij is het kind van een zangeres: zijn moeder Renate Behle heeft een carrière van 54 jaar achter de rug. Ze zong altpartijen, was tijdens de jonge jaren van haar zoon lid van een operakoor, was een tijd mezzo en geraakte via Agathe in Webers Der Freischütz langzaam richting het dramatische sopraanvak. Tenslotte was ze hoogdramatische sopraan en zong ze rollen als Brünnhilde en Isolde. De vlam sloeg echter niet direct over op de jongere generatie: “Ik heb als kind helaas nooit gezongen en hield me ook niet zo bezig met het vak van mijn moeder. Toen mijn vader overleed in 1996 ben ik begonnen lessen bij mijn moeder te nemen. Dat was een soort familietherapie. Ik was componist en prozaschrijver en ben dus relatief laat begonnen met zingen. Toen dat laatste echter goed aanvoelde en ik daar relatief snel succes mee had, heb ik het andere even laten zitten en ben ik met het zingen doorgegaan.”

Daniel Behle werd befaamd als Mozartvertolker: hij zong onder meer Tamino op de opname van Die Zauberflöte onder René Jacobs. Maar er was veel meer: Händel – hij was in 2014 in Amsterdam te horen in Alcina – en andere barokcomponisten, en Richard Strauss en Richard Wagner spelen een belangrijke rol in zijn carrière. Zo heeft hij bijvoorbeeld recent zijn debuut gemaakt in de titelrol in Lohengrin.

 

Operette

De komst van de coronacrisis zette zijn zangcarrière even op pauze en bracht hem terug naar het componeren: op zijn website staan vrolijke popsongs voor kinderen naast serieuze composities. Hij maakte onder meer een bewerking van Schuberts Winterreise, al lijkt zijn voorlopige opus magnum echter de ‘bieroperette’ Hopfen und Malz, op een tekst van Alain Claude Sulzer, over een brouwwedstrijd tussen twee dorpen, waarbij – vrij naar Der Freischütz – in één nacht het ‘Freibier’ wordt gebrouwen in de Wolfsschlucht. “Ik zou een hele dag kunnen vertellen over hoe fantastisch ik operette vind. Er is sinds 1944, toen Franz Léhar met Giuditta in Wenen zijn carrière beëindigde, bijna geen nieuwe operette meer voorhanden geweest en dat heeft natuurlijk te maken met het nationaalsocialisme. Operette was altijd satirisch of politiek of ging over het leven van alledag. Daarom werken de libretti van operettes niet altijd meer zo heel erg goed. Maar de muziek is mooi. Toen dacht ik: er kan nog zoveel gebeuren met het genre.” Als grote fan van de Weense en de Berlijnse operette en in het bijzonder de instrumentatiekunst van Franz Léhar ging Behle aan de slag. Hopfen und Malz gaat in 2023 in première in Bucholz; Behle is al bezig aan operette nummer twee.

‘Ik begon met zingen als een soort familietherapie.’

Luisteren als componist

De componist in hem luistert met een verfijnd oor naar de muziek in de opera’s waarin hij zingt. Op het moment van het interview gaat hij Henry vertolken in Die schweigsame Frau van Richard Strauss: “Ik houd van Richard Strauss. Die Schweigsame Frau is een van mijn lievelingswerken en heeft mij zeker ook geïnspireerd.” Er zijn kleine kanttekeningen: “Bij Richard Strauss wordt het soms te intellectueel, het tempo is soms wat langzaam. De mensen bij de les houden, dat is heel belangrijk.”

Engelbert Humperdinck, de componist van Königskinder, kan rekenen op veel lof van de tenor. In 2012 zong Behle de rol van de Koningszoon al in Frankfurt en daarna in Dresden: “De opera is misschien niet zo bekend omdat het een sprookje is dat alsnog slecht afloopt, maar de muziek is prachtig geïnstrumenteerd. Als leerling van Richard Wagner heeft Humperdinck dat eigenlijk nog beter gedaan dan zijn meester. De orkestrale kleurentechniek die hij bij Königskinder gebruikt, is misschien wel de mooiste die er is.”

 

Anders dan Wagner

Voor zangers is deze muziek anders dan die van Wagner: “Ik zeg altijd: Wagner leed een beetje aan mededelingswoede. Alles wat gezegd wordt, moet drie keer gezegd worden. En als de zon schijnt, heeft dat meteen iets goddelijks, iets heel belangrijks. Dat merk je ook als je het zingt: alles wordt door groot belang benadrukt.” Wagner wil de macht over zijn muziek behouden: “Ik merk zelf als componist ook dat het moeilijk is die macht uit handen te geven aan de dirigent en de musici. Wagner heeft dat gevoel nooit overwonnen: hij heeft natuurlijk zelfs zijn eigen theater gebouwd.”

Bij Humperdinck liggen de zaken anders: “Hij heeft sprookjes gecomponeerd, en soms krijg je ook een idee van zijn humor. Als er gezongen wordt dat het brood hard is, hoor je muziek daaronder alsof de goden uit het Walhalla opstijgen. Voor ons zangers is het fijn dat je niet het gevoel hebt dat iemand je met een knoet op de vingers slaat als je eens een toon verkeerd zingt. In emotioneel opzicht is de muziek lichter: soms is de orkestklank dik en moet je erdoorheen komen. De Koningszoon is een held en heeft heldische momenten: je hebt een stem nodig die door kan zetten en die aplomb heeft, maar tegelijkertijd is wat hij te zingen heeft ook jeugdig en moet het ook zo klinken.” Refererend aan zijn eveneens prinselijke rol in Mozarts Die Zauberflöte zegt Behle: “Hij is een Tamino Plus.”

  • Königskinder is van 6 t/m 22 oktober 2022 te zien bij De Nationale Opera.