Fin de partie

György Kurtág maakt zijn operadebuut op 91-jarige leeftijd

25 februari 2019

Tekst: Laura Roling

De 91-jarige Hongaarse componist György Kurtág is één van de laatste nog levende componisten van de avant-garde die na de Tweede Wereldoorlog de klassieke muziekwereld op zijn kop zette. Zijn oeuvre bestaat voor een groot deel uit miniaturen, van soms slechts enkele seconden. Nu is daar, in de late herfst van zijn leven, dan toch zijn eerste opera.

Lange tijd was het de vraag of het er ooit nog daadwerkelijk van zou komen, Kurtágs eerste opera. Decennialang werden er plannen gemaakt, maar steeds werden ze afgeblazen. Kurtág werd ouder en ouder, maar weigerde zich te laten opjagen door deadlines, planningen van operahuizen en het stijgen der jaren. “Ik kan simpelweg niet beloven dat ik ieder stuk afmaak waar ik aan begin, en ik wil koste wat kost mijn creatieve vrijheid bewaren,” gaf hij in een interview met The New York Times als verklaring.

Dat Fin de partie uiteindelijk toch afgekomen is, schrijft Kurtág zelf toe aan de invloed van zijn echtgenote Márta, een pianiste. De twee trouwden in 1947 en zijn nog steeds onafscheidelijk, ook muzikaal en creatief. “Uiteindelijk had ze niet alleen meer louter ideeën over de orkestratie, maar componeerde ze zelfs muziek,” vertelde Kurtág in The New York Times.

‘Reeds in de late jaren ‘50 raakte Kurtág volledig in de ban van Samuel Beckett’

Een tweede mogelijke verklaring voor de vertraging zou kunnen zijn dat opera mijlenver ligt van het genre waar Kurtág zich in zijn carrière een heer en meester in heeft betoond: de miniatuur. Sommige van zijn composities duren slechts enkele seconden, maar in die paar maten lukt het hem telkens om een complete wereld op te roepen. Zijn stijl is kaal en geconcentreerd, maar tegelijkertijd intens expressief en vol dramatiek. Alles is minutieus geconstrueerd, tot in de kleinste details doordacht.

Kurtag

Samuel Beckett

Dat Kurtágs eerste opera gebaseerd is op een stuk van Samuel Beckett mag geen verrassing heten. Reeds in de late jaren ‘50 raakte Kurtág volledig in de ban van de Ierse auteur. In zijn thuisland Hongarije was in 1956 de massale opstand tegen het Sovjetregime met harde hand neergeslagen, toen Kurtág zich, net als vele andere landgenoten, naar het Westen begaf. In Parijs ging hij in de leer bij Milhaud en Messiaen. Ook woonde hij daar een uitvoering van Becketts toneelstuk Fin de partie bij, wat hem een levenslange fascinatie voor diens oeuvre opleverde.

Muzikaal liet hij zich al vaker door Beckett inspireren, onder meer in zijn opmerkelijke compositie ‘Samuel Beckett - What is the Word’, gebaseerd op een gelijknamig gedicht waarin Beckett een spreker opvoert die aan afasie lijkt te lijden en worstelt met taal en woorden. Kurtág nam het als uitgangspunt voor een compositie voor de Hongaarse zangeres Ildikó Monyók, die na een auto-ongeluk haar spraakvermogen verloren had, en pas na zeven jaar intensieve oefening herwon.

‘Wat Beckett schrijft is eigenlijk al een soort muziek’

In dit werk geeft Kurtág de worsteling om taal te vormen aangrijpend muzikaal vorm. Kenmerkend is de precisie en consciëntieusheid die Kurtág aan de dag legt bij het verklanken van Beckett. “Ik wilde zo graag trouw blijven aan Becketts tekst en zijn oorspronkelijke concept, dat ik eerst twee jaar lang alleen maar zijn woordkeuzes in het stuk heb bestudeerd,” vertelt de componist voorafgaand aan de Milanese première. “Wat Beckett schrijft is eigenlijk al een soort muziek.”

Dit artikel verscheen eerder in Odeon 113.
Scènefoto: Ruth Walz voor Teatro alla Scala