Sofie

Sophie de Lint: een operadier in hart en nieren

28 augustus 2018

Tekst: Margriet Prinssen

‘Ik ben een Nederlandse die nog geen Nederlands spreekt’, lacht ze. ‘Dat is misschien wel grappig om het interview mee te beginnen. Best wel gek, toch?’ Ze heeft een parelende lach en duidelijk gevoel voor humor. En ze weet wat ze wil. Sophie de Lint is vanaf 1 september de nieuwe directeur van De Nationale Opera. Alhoewel ze relatief onbekend is in het Nederlandse cultuurlandschap, is ze in de internationale operawereld zeer thuis en Margriet Prinsen ging in gesprek met haar.

Ze heeft me uitgenodigd in haar nieuwe huis, op loopafstand van het theater, waar ze net een paar weken geleden is ingetrokken. Hoe de afwasmachine werkt, weet ze nog niet precies maar ach, heel veel thuis is ze voorlopig ook niet. Haar baan als ‘Operndirektorin’ in Zürich loopt nog door tot half juli, al is ze ondertussen zoveel mogelijk in Amsterdam om voorstellingen bij te wonen en medewerkers te ontmoeten. Eerst maar eens even nader kennismaken dus.

Collectieve opwinding

Sophie de Lint (1974) werd weliswaar geboren in Rotterdam, maar haar ouders verhuisden al toen ze nog heel jong was naar Genève, waar ze Franstalig opgroeide. Ze spreekt vloeiend Engels, Frans en Duits, en jazeker, ze gaat deze zomer Nederlandse les nemen; ze hoopt de taal snel onder de knie te krijgen. Ze vertelt in hart en nieren een 'operadier' te zijn, al heel jong kreeg het virus haar in zijn greep: “Op mijn negende zag ik Un ballo in maschera in het Grand Théâtre de Genève, met giganten als Luciano Pavarotti, Anna Tomowa-Sintow en Piero Cappuccilli. Het was heel bijzonder dat mijn moeder kaartjes had, want de voorstelling was al maanden uitverkocht. Het was, zoals het cliché luidt, een 'life-changing experience'. Ik voelde de collectieve opwinding in de zaal en ik wist: dit is de plek waar ik wil zijn. Ik begreep niks van het verhaal, heel veel ging aan me voorbij, maar toch was het een onbeschrijflijke ervaring. Ik werd overrompeld door de kracht van Verdi’s muziek en de stemmen, door het indrukwekkende gebeuren op de scène en door de adembenemende sfeer in het auditorium.”

‘Ik voelde de collectieve opwinding in de zaal en ik wist: dit is de plek waar ik wil zijn’

Die prille maar doorslaggevende ervaring vormt een grote drive voor haar om in de operawereld te werken en bovendien om altijd, overal te streven naar de allerbeste kwaliteit: “Elke opvoering is belangrijk; altijd zit er iemand in de zaal voor wie dit net zo’n geweldige eerste ervaring kan zijn als het voor mij ooit was.” Ze realiseert zich terdege dat niet iedereen de kans krijgt om zo jong zulke verrijkende ervaringen op te doen: “Daarom vind ik educatie en participatie ook zo belangrijk. Zelf was ik een soort ambassadeur: op de middelbare school waren er kortingsregelingen voor leerlingen en ik sleepte al mijn vrienden mee naar de opera. Thuis vroegen ze me vaak naar mijn belevenissen en waarom ik een bepaalde opera indrukwekkend vond; dat heeft me geleerd om uitdrukking te geven aan mijn ervaringen."

Twee werelden

Al van jongs af aan kreeg ze vioolles maar vanwege een schouderblessure na een auto-ongeluk op haar zestiende, hoefde ze niet meer te denken aan een carrière als instumentalist. “Het was een ingrijpende ervaring maar het hielp me om een beslissing te nemen. Na de middelbare school besloot ik in Brussel voor handelsingenieur te gaan studeren maar al na een paar weken realiseerde ik me dat de studie niet aansloot bij wie ik wilde zijn of worden. Ik heb mijn spullen gepakt en ben in één nacht teruggereden naar Genève om na te denken over wat ik nu eigenlijk echt wilde. Op televisie zag ik vlak daarna in een cultuurprogramma een live-interview met Renée Auphan, die net benoemd was tot intendant van het Grand Théâtre in Genève. Ik wist meteen: met haar moet ik praten. Ik ben naar de tv-studio gereden en heb haar opgewacht. Bijna twee uur hebben we in haar auto zitten praten. Mijn geluk was dat zij net iemand nodig had om haar te assisteren. Zij heeft me álles geleerd. Ze deelde heel veel met me, onder andere haar passie voor de stem – ik ben een echte stemfetisjist geworden.

Die eerste jaren heb ik op vele afdelingen van het operabedrijf kunnen werken, van casting tot repetitieplanning, en van productie- en voorstellingsleiding tot de verantwoordelijkheid voor de boventiteling. Tegelijkertijd begon ik ook een studie in ‘business administration’. Het was een belangrijke leerschool die me inzicht gaf in de twee werelden die vaak tegenover staan: die van het bedrijfsleven, waarin winstmaximalisatie een kernwaarde is, en die van het gesubsidieerde theater, waarin hoogwaardige artistieke kwaliteit voorop staat.

Ik heb uiteindelijk zeven jaar gewerkt bij het Grand Théâtre. Maar ik wilde behalve de Franstalige ook andere operaculturen leren kennen, en ik besloot om als freelance regieassistent te gaan werken. Ik kwam onder meer terecht in Wenen, Bayreuth, Tokio en Baden-Baden in de huizen en op de festivals. Zo heb ik kunnen kennismaken met én me kunnen inleven in totaal verschillende visies op opera.”

Passie en gedrevenheid

“Daarna heb ik me verder ontwikkeld als ‘artist manager’. Ik werkte voor zangers, dirigenten en regisseurs en specialiseerde me in het scouten en ontwikkelen van jong operatalent. Het zoeken en begeleiden daarvan kwam alsmaar meer op de voorgrond staan en mijn eigen passie voor de stem werd verbreed naar andere artistieke domeinen. Ik ontwikkelde een echte passie voor passie: ik houd ervan om jonge kunstenaars te helpen, om hun talent en vooral ook hun gedrevenheid verder te ontwikkelen. Al snel kreeg ik de reputatie dat ik een goede neus voor talent heb. Het bracht me uiteindelijk in 2009 naar de opera van Zürich waar ik ‘Operndirektorin’ werd en startte met de voorbereidingen voor Andreas Homoki, die in 2012 de nieuwe intendant werd. Ik werd medeverantwoordelijk voor de langetermijnplanning van de opera, en was tevens verantwoordelijk voor het engageren van dirigenten, artistieke teams en de volledige casting. Ook het management van het operadepartement, inclusief het opera-ensemble en de Opera Studio vielen onder mijn bevoegdheid. Het waren fantastische jaren.”

Voortbouwen op de erfenis

Nadat bekend werd dat Pierre Audi na dertig jaar De Nationale Opera zou verlaten, werd ik benaderd om me kandidaat te stellen en dat was ‘an offer impossible to refuse’. Ze kijkt er enorm naar uit om bij De Nationale Opera aan de slag te gaan, al zal het geen eenvoudige klus zijn om Pierre Audi op te volgen. “Een erfenis van dertig jaar, waarin DNO uitgroeide tot een centrale speler in de internationale operawereld, creëert hoge verwachtingen. Maar tegelijkertijd is die erfenis een enorm geschenk. DNO is een operahuis met een zeer groot potentieel, met talrijke artiesten en medewerkers die staan voor hoge kwaliteit, waarmee men kan verderbouwen aan de uitstraling van het huis. En natuurlijk is de unieke situatie en samenwerking met de verschillende orkesten van hoog niveau een heel inspirerend gegeven om te zoeken naar een gepaste invulling van het programma.”

Ze voelt zich enorm welkom bij Nationale Opera & Ballet: “Ik ben echt blij dat ik zo hartelijk door medewerkers van alle afdelingen word ontvangen. Het is bijzonder om met Ching- Lien Wu samen te werken, die ik nog ken uit Genève – niet voor niks is het Koor van DNO onlangs nog tot het beste koor ter wereld uitgeroepen – en met Marc Albrecht, met wie ik in Zürich heb samengewerkt en die hier als chef-dirigent wonderen heeft verricht. De Opera Studio gaat van start in september en is een ideale gelegenheid om nieuwe vormen en nieuw talent te ontwikkelen. En het is geweldig hoe Pierre Audi het afgelopen jaar tijd voor mij heeft vrijgemaakt om me meer inzicht te geven in de werking van het huis en me bij te praten over de belangrijke onderwerpen. Die dialoog is essentieel om te kunnen voortbouwen op zijn nalatenschap.”

Ook van het hoofd van Artistieke Zaken, Jesús Iglesias Noriega, krijgt ze veel ondersteuning en informatie om de overgang voor te bereiden. “Hij zal me vanuit zijn expertise in die functie blijven ondersteunen. Niet minder belangrijk voor mij, zijn het contact met Els van der Plas en de dialoog met Ted Brandsen. De fusie tussen opera en ballet zal in de toekomst verder moeten worden uitgewerkt, want zij bepaalt mede de eigenheid van Nationale Opera & Ballet. Niet alleen op organisatorisch, maar ook op artistiek vlak zullen we samen zoeken hoe we die vormgeven.”

Opera als verrijking

Pas in de loop van het seizoen 2020-2021 zal De Lint zelf de programmering gaan bepalen; haar eerste twee seizoenen zijn nog ingevuld door scheidend directeur Pierre Audi. “Dat is normaal op dit niveau. Je moet titels, orkesten, dirigenten, regisseurs en zangers drie tot vier jaar van tevoren vastleggen.” Ze knikt ontkennend, als ik vraag of het voor haar niet lastig is dat het zo lang duurt voordat ze echt haar stempel kan drukken? “Ik ben blij dat de overgang vloeiend verloopt. Pierre heeft een ongelooflijk goede neus voor spannende projecten en voor kwaliteit, dus ik ben ervan overtuigd dat het opnieuw sterke seizoenen worden. De concrete realisatie daarvan, zonder zijn aanwezigheid, geeft mij de mogelijkheid om het huis door en door te leren kennen, en zal zeker ook de nodige beslissingen van mijn hand vergen. En ondertussen wordt er al intens voorbereid aan mijn eerste seizoenen.

Veel wil ik daarover nu nog niet vrijgeven, maar ik wil opera en muziektheater presenteren die ons in vervoering brengen en in de realiteit van vandaag staan. We leven in een complexe tijd, die erg snel gaat en waarin we voortdurend onderhevig zijn aan prikkels. De nieuwe media bijvoorbeeld zijn alom aanwezig en dwingen ons tot het formuleren van snelle reacties en meningen. Daar staat het genre van de opera tegenover, een kunstvorm met een ander tempo, waarin de wereld op een andere manier wordt getoond en ten gehore gebracht. Opera doet een ander beroep op onze gevoelens en onze gedachten, spreekt ons dieper aan en vormt als het ware een soort tegenwicht. Op die manier is opera in staat om ons te veranderen, om onze blik op onszelf en de wereld een nieuw perspectief te geven en onze levens te verrijken.

‘Ik wil graag dat kinderen, hun ouders en scholen kunnen kennismaken met the real thing’

Matchmaker

Uiteraard speelt voor mij in de programmering het grote repertoire met zijn bekende titels een centrale rol, maar zeker niet uitsluitend. Minder vertrouwde of onbekende titels, hedendaagse en nieuwe werken, dragen allen bij om die verrijking mogelijk te maken. DNO heeft trouwens onder Pierre Audi een sterke traditie opgebouwd met hedendaagse opera's, en die lijn wil ik verder ontwikkelen. Om al die werken tot hun recht te laten komen, hecht ik veel belang aan het vinden van de juiste artistieke teams. Ik wil kunstenaars uitnodigen met uiteenlopende visies: combinaties van regisseurs en dirigenten, maar ook orkesten zoeken die een meerwaarde kunnen betekenen voor de interpretatie van bepaalde opera’s, zangers zoeken die meer zijn dan uitstekende stemmen, maar ook echte toneelpersoonlijkheden zijn. In die zin ben ik als het ware een ‘matchmaker’: ik breng kunstenaars samen, ondersteun hen en zorg dat er een dialoog ontstaat, waardoor een productie kan groeien tot iets unieks, met een rijke betekenis voor ons allen.”

Wat zeker op haar verlanglijstje staat, is om familie-opera's te brengen op het grote toneel: “Ik wil graag dat kinderen, hun ouders en scholen kunnen kennismaken met the real thing. Maar ook het werken aan een nieuw en divers publiek is voor mij essentieel, omdat ik oprecht vind dat iedereen in dit land en daarbuiten kennis moet maken met de wereld van de opera. Daarom wil ik het genre van de opera niet te nauw zien en kijken naar een breder begrip van muziektheater, zonder daarin concessies te doen aan de kwaliteit. De samenwerking met het ballet kan daarin een rol spelen, maar ook aandacht voor operette of musical zijn voor mij uitgelezen kansen om een breder publiek aan te spreken.”

Genereus publiek

“Een van mijn beweegredenen om heel graag naar DNO te willen komen, is het publiek, dat hier in Amsterdam echt bijzonder is. Ik maak zelden zo’n sterke focus mee en zo’n ‘open-minded’ sfeer. Het publiek is op een goede manier zeer kritisch, maar laat ook duidelijk zijn enthousiasme zien en is ongelooflijk genereus naar de zangers, musici en kunstenaars. De kunstenaars voelen dit sterk aan en houden ervan om in Amsterdam te werken. Het is een atmosfeer waarin opera goed kan gedijen. Het samenkomen en de uitwisseling tussen zo’n publiek en de kunstenaars op toneel leidt tot dat indrukwekkende gebeuren dat opera kan zijn en dat ons in vervoering brengt. Ik vergelijk een goede operavoorstelling graag met de bereiding van een soufflé. Het is een heel delicaat proces, waarbij alle ingrediënten in een goede verhouding worden bijeengebracht. Maar als het allemaal goed gaat, rijst het gerecht in de oven uit tot een bijzonder, niet alledaags gerecht: een prachtige soufflé!”