Voorstellings-informatie

Voorstellingsinformatie

Le lacrime di Eros

Monteverdi, Caccini, Peri e.a. / Scott Gibbons (1969)

Duur
1 uur en 50 minuten, geen pauze

Deze voorstelling wordt gezongen in het Italiaans. Nederlandse boventitels gebaseerd op de vertalingen van Jaap Dieleman en Jan Van den Bossche. Engelse vertaling boventitels door Michael Blass.

Libretto
Originele teksten, op enkele punten bewerkt voor deze productie

Muzikaal concept, arrangementen en muzikale leiding
Raphaël Pichon
Concept, regie, decor, kostuums en licht
Romeo Castellucci
Elektro-akoestische compositie
Scott Gibbons
Dramaturgie
Piersandra Di Matteo
Artistiek medewerker
Maxi Menja Lehmann
Decor medewerker
Lisa Behensky
Kostuums medewerker
Clara Rosina Straßer
Choreografie medewerker
Nis Fee Brender
Licht medewerker
Benedikt Zehm

Il Poeta / Orfeo
Gyula Orendt
La Ninfa / Euridice
Jeanine De Bique
La Messagiera
Katia Ledoux
Il Pastore
Zachary Wilder

Pastori
Camille Chopin, Perrine Devillers, Guillaume Gutierrez, Constantin Goubet, Renaud Brès

Performers
Ana Velasco, Renzo Popolizio, Federica Panariello, Luigi Vilotta

Orkest en koor
Pygmalion

Productieteam

Assistent-regisseur en avondregie
Dorike van Genderen
Geluidsontwerper
Rémy Bréan
Tonmeister
Sébastien Noly
Geluidstechniek
Wibo Vermeulen
Leonardo Santos
Quentin Delisle
Repetitor
Ronan Khalil
Taalcoach
Rita De Letteriis
Productieleider
Nicky Cammaert
Artistiek planner
Vere van Opstal
Koorinspecteur
Cécile Ratier
Clara Savarit
Orkestinspecteur
Natan Katz
Intimiteitscoördinator
Markoesa Hamer
Casting en begeleiding slang Arie
Sabine van der Helm
Dramaturgie
Jasmijn van Wijnen
Productievoorbereider
Sieger Kotterer
Eerste toneelmeester
Wim Kuijper
Eerste belichter
Coen van der Hoeven
Voorstellingsleiding
Merel Francissen
Marjolein Bergsma
Pieter Heebink
Fay Pleijsier
Eerste rekwisiteur
Peter Paul Oort
Special Effects
Ruud Sloos
Koen Flierman
Titelregie
Eveline Karssen
Bediening boventiteling
Irina Trajkovska
Kostuumsupervisor
Maarten van Mulken
Eerste kleder
Jenny Henger
Eerste grimeur
Pim van der Wielen
Hoofd muziekbibliotheek
Rudolf Weges

Koor

Sopranen
Caroline Arnaud
Armelle Cardot
Adèle Carlier
Camille Chopin*
Anne-Emmanuelle Davy
Eugénie De Padirac
Perrine Devillers*
Alice Foccroulle
Nadia Lavoyer
Virginie Thomas

Alten
Corinne Bahuaud
Anaïs Bertrand*
Anne-Lou Bissières
Anouk Defontenay
Yann Rolland
Clémence Vidal*

Tenoren
Tarik Bousselma
Constantin Goubet*
Guillaume Gutierrez*
Vincent Laloy
Randol Rodriguez
Baltazar Zúñiga Hernández

Bassen
Renaud Brès*
Sorin Dumitrascu
René Ramos Premier
Viktor Shapovalov
Pierre Virly
Emmanuel Vistorky

Orkest

Viool en lira da braccio
Louis Créac’h
Viool
Katya Polin
Viola da gamba
Lucile Boulanger*
Joshua Cheatham*
Salomé Gasselin*
Julien Léonard*
Cello
Antoine Touche*
Violone
Thomas de Pierrefeu*
Fluiten en cromornes
Julien Martin
Marine Sablonnière
Dulciaan en fluit
Evolène Kiener
Cornemuse en fluit
Valentin Bruchon
Cornetto en trompet
Emmanuel Mure
Cornetto, cornemuse en fluit
Lambert Colson
Schalmei
Jasu Moisio
Lidewei De Sterck
Sackbut
Simen Van Mechelen
Rémi Lécorché
Stéphane Muller
Franck Poitrineau
Klavecimbel
Ronan Khalil**
Orgel en klavecimbel
Pierre Gallon**
Theorbe
Thibaut Roussel**
Diego Salamanca**
Harp
Angélique Mauillon**
Percussie
Sylvain Fabre

* madrigalisten
** basso continuo

Plate with Eros image, Ascoli Satriano Painter, ca. 340-320 BC
Plate with Eros image, Ascoli Satriano Painter, ca. 340-320 BC

In het kort

Over de oorsprong van de muziek, de geboorte van de opera, boeken van de liefde en het werk van Scott Gibbons.

In het kort

Feestelijk en politiek

De context waarbinnen de muzikale selecties van Le lacrime di Eros oorspronkelijk werden uitgevoerd, was zowel feestelijk als politiek. De experimentele muzikaal-theatrale uitvoeringen maakten deel uit van feestelijke evenementen ter gelegenheid van politieke gebeurtenissen, zoals dynastieke bruiloften. Uitvoeringen vonden vaak plaats in paleistuinen of -zalen en moesten blijk geven van de macht van de vorstelijke heersers die ze organiseerden. Spannende, vernieuwende en indrukwekkende kunst leverde het Florentijnse heersersgeslacht De’ Medici groot aanzien op.

De geboorte van de opera

Op 24 februari 1607 ging Monteverdi’s L’Orfeo in première, een werk dat vaak gezien wordt als de eerste opera ooit. De vraag hoe dit meesterwerk en deze kunstvorm hebben kunnen ontstaan, houdt muzikaal leider Raphaël Pichon al lange tijd bezig. De kunstvorm kwam niet uit het niets: in het Florence van de 16de eeuw zochten kunstenaars, dichters en denkers al langer naar een theatrale kunstvorm waarin poëzie en muziek op gelijke voet stonden. Ze namen hierbij zowel in vorm als in inhoud een voorbeeld aan de kunst en cultuur van de klassieke oudheid. Belangrijke voorlopers van de opera waren de muzikale tussenspelen (intermedi), die tussen de bedrijven van uitvoeringen van teksttoneel werden ingevoegd. Deze intermedi groeiden steeds verder uit tot volwaardige en zelfstandige muziektheatrale werken: de eerste opera’s.

Eros
Erosafbeelding op Attische klos, ca. 470–450 v. Chr.

Boeken van de liefde

Schrijvers uit de renaissance deelden hun poëzie op in verschillende thematisch verwante ‘boeken’, en ook componist Monteverdi bundelde zijn madrigalen volgens dit principe. Geïnspireerd door deze opbouw, kozen Raphaël Pichon en Romeo Castellucci ervoor om hun voorstelling ook op te delen in verschillende ‘boeken’ (libri), die samen een thematische reeks vormen. Romeo Castellucci benadert het toneel als een canvas waarop hij indringende beelden creëert met de lichamen van de performers, objecten en indrukwekkende effecten. Le lacrime di Eros bestaat uit een reeks opeenvolgende symbolische beelden die steeds een andere schaduwkant van de liefde tonen, zoals deze in de renaissanceliederen worden bezongen: de liefde als marteling, het hart dat in vuur en vlam staat, de liefde voorbij de dood en de eenzaamheid die de liefde voortbrengt.

Eros
Griekse vaasschildering ‘Eros met Caduceus’, 5e eeuw v. Chr.

Toen en nu

Behalve de oude muziek die aan de wieg van de opera heeft gestaan, zal Scott Gibbons in Le lacrime di Eros met nieuwe composities in dialoog gaan met het oorspronkelijke renaissancemateriaal. De microfoon is zijn instrument, en de geluiden van de lichamen van de performers, de objecten op het toneel en van de instrumenten in de orkestbak de klanken waarmee hij componeert. Daarnaast wordt de akoestiek van de grote zaal van Nationale Opera & Ballet met innovatieve elektro-akoestische technieken gemanipuleerd, waardoor de muziek ‘als toen’ en tegelijkertijd vervreemdend ‘als nieuw’ kan klinken.

Sculpture of Aphrodite, 2nd century AD
Sculpture of Aphrodite, 2nd century AD

Index en Muzikaal overzicht

Le lacrime di Eros is een pasticcio-voorstelling, opgebouwd uit renaissancemuziek die aan de oorsprong van de kunstvorm opera heeft gestaan. De muzikale structuur bevat ook elektro-akoestische interventies en composities van Scott Gibbons, waarbij gebruik wordt gemaakt van geluiden van zangers, muzikanten, objecten en machines.

Index en Muzikaal overzicht

Index

LIBRO I – Amor Machina
Liefdesmachine

LIBRO II – Amor
Liefde

LIBRO III – Aqua Amoris
Water der liefde

INTERMEDIO – Pulizia del Sangue
Reiniging van het bloed

LIBRO IV – Locus Solus
Eenzame plek

LIBRO V – Venum in Parola
Vergif in woord

LIBRO VI – Contra Mondo
Contrawereld
 

Oud hellenistisch Grieks marmeren hoofd van een jonge jongen of Eros. Ca. 2de eeuw v. Chr.-1ste eeuw n. Chr.
Oud hellenistisch Grieks marmeren hoofd van een jonge jongen of Eros. Ca. 2de eeuw v. Chr.-1ste eeuw n. Chr.

Muzikaal overzicht

Le lacrime di Eros is een pasticcio-voorstelling, opgebouwd uit renaissancemuziek die aan de oorsprong van de kunstvorm opera heeft gestaan. De muzikale structuur bevat ook elektro-akoestische interventies en composities van Scott Gibbons, waarbij gebruik wordt gemaakt van geluiden van zangers, muzikanten, objecten en machines.

Anoniem – Udite, selve, mie dolce parole (Fabula di Orfeo, 1480)
Cristoforo Malvezzi – Dal vago e bel sereno (La Pellegrina, 1589)

LIBRO I – Amor Machina

Scott Gibbons – Castello di Cristallo (2024)
Girolamo Fantini – Toccata (La Renuccini, 1638)
Cristoforo Malvezzi – O fortunato giorno (La Pellegrina, 1589)
Giulio Caccini – Al fonte, al prato (Le nuove musiche, 1614)
Jacopo Peri – Al canto, al ballo (L’Euridice, 1600)
Giulio Caccini – Dalla porta d’Oriente (Le nuove musiche, 1614)
Giulio Caccini – Mentre che dolce mia vita (Le nuove musiche, 1614)
Giulio Caccini – Mentre che tra pace e guerra (Le nuove musiche, 1614)
Giulio Caccini – Non ha ’l ciel cotanti lumi (Le nuove musiche, 1614)
Claudio Monteverdi – Balliamo che l’onde (Il settimo libro de madrigali, 1616)
Joan Ambrosio Dalza – Piva (1508)
Francesco Corteccia – Bacco, Bacco, E U O È! (Ballo di Satiri e Baccanti, 1539)

LIBRO Il – Amor

Jacopo Peri – Lassa! che di spavento e di pietate (L’Euridice, 1600)
Domenico Belli – Languirò d’amato zelo (Orfeo dolente, 1616)
Lorenzo Allegri – Sinfonia a 6 Spirto del ciel (Primo Ballo della notte d’amore, 1608)
Sigismondo d’India – Ma che, squallido e oscuro anco mi piaci (Le musiche a una e due voci, 1609)
Scott Gibbons – Core (2024)
Marco da Gagliano – Piangete, ninfe, e con voi pianga Amore (La Dafne, 1608)
Claudio Monteverdi – Che se tu se’ il cor mio (Il quarto libro de madrigali, 1603)
Domenico Belli – Ardo, ma non ardisco il chiuso ardore (Primo libro dell’arie, 1616)
Luca Marenzio – Qui di carne si sfama (La Pellegrina, 1589)

LIBRO IIl – Aqua Amoris

Alessandro Orologio – Intrada XXIV (1597)
Jacopo Peri – Funeste piagge, ombrosi orridi campi (L’Euridice, 1600)
Anoniem – Torna, torna al freddo cor (ca. 1450)
Giulio Caccini – Ineffabile ardore (Il rapimento di Cefalo, 1600)

LIBRO IV – Locus Solus

Scott Gibbons – Un luogo di solitudine (2024)
Cristoforo Malvezzi – Sinfonia a 6 (La Pellegrina, 1589, intermedio IV)

LIBRO V – Venum in Parola

Claudio Monteverdi – Ritornello (Il Ballo delle Ingrate SV167, 1608)
Claudio Monteverdi – Apprendete pietà (Il Ballo delle Ingrate SV167, 1608)
Claudio Monteverdi – Se i languidi miei sguardi (Lettera amorosa a voce sola SV141, Il settimo libro de madrigali, 1619)

LIBRO VI – Contra Mondo

Anoniem – Stravaganza d’amore (arrangement door Miguel Henry)
Scott Gibbons – Vagabondaggio d’Amore (2024)
Claudio Monteverdi – Zefiro torna, e di soavi accenti SV 251 (Scherzi musicali, 1632)
Emilio de’ Cavalieri – O che nuovo miracolo (La Pellegrina, 1589)
Scott Gibbons – Contra Mondo (2024)

De Kruisafneming (detail), Rogier van der Weyden, ca. 1435
The Descent from the Cross (detail), Rogier van der Weyden, c. 1435

In gesprek met muzikaal leider Raphaël Pichon

Raphaël Pichon was een tiener toen hij voor het eerst Monteverdi’s L’Orfeo (1607) hoorde en er meteen door gegrepen werd. Zijn nieuwsgierigheid zorgde ervoor dat hij er alles over wilde weten: hoe was het mogelijk dat dit meesterwerk, dat in zijn vorm al zo volwassen leek, zomaar ineens kon ontstaan?

In gesprek met muzikaal leider Raphaël Pichon

Raphaël Pichon was een tiener toen hij voor het eerst Monteverdi’s L’Orfeo (1607) hoorde en er meteen door gegrepen werd. Zijn nieuwsgierigheid zorgde ervoor dat hij er alles over wilde weten: hoe was het mogelijk dat dit meesterwerk, dat in zijn vorm al zo volwassen leek, zomaar ineens kon ontstaan? Wat ging er vooraf aan deze eerste opera uit de geschiedenis?

Deze vragen voerden Pichon naar de Italiaanse muziek van de late 16de en de vroege 17de eeuw, waar hij van de ene verbazing in de andere viel door de grote experimentele vrijheid die hij in dit repertoire ontdekte. “Ik was overrompeld door de kwaliteit, eerlijkheid en radicaliteit van de muziek.”

Muziek verbeelden

De weg naar Le lacrime di Eros begon zo’n tien jaar geleden, toen Raphaël Pichon samen met zijn eigen koor en orkest Pygmalion gedurende zo’n drie jaar lang onderzoek deed door materiaal uit het 16de- en 17de-eeuwse Florence te verzamelen, bibliotheken uit te pluizen en partituren te bestuderen en bewerken. Het leidde tot een eerste project: Stravaganza d’Amore! Pichon en Pygmalion speelden concerten met het materiaal en namen een bekroonde CD op. Pichon wist toen al dat hij ook een volgende stap wilde zetten: “Vanaf het begin was het mijn droom om deze muziek op een dag te verbeelden op een podium, met mijn eigen koor en orkest. Pygmalion is mijn familie, mijn bron van inspiratie, mijn motivatie. Het voelt heel logisch om het verhaal dat wij zoveel jaar geleden samen zijn begonnen, nu naar deze climax te kunnen brengen.”

Raphaël Pichon

“Het was mijn droom om deze muziek te verbeelden op een podium”

Volgens Pichon vraagt deze muziek bij uitstek om een theatrale vertaling. “De muziek die we brengen is muziek voor het podium. Het is geen opera in strikte zin, maar wel een theatrale vorm van muziek. De context waarbinnen deze muziek werd opgevoerd was vaak groots en feestelijk, maar in de kern wordt in deze werken gepoogd de menselijke hartstochten naar het podium te vertalen met muziek, dans en beelden.” Toen Raphaël Pichon met Romeo Castellucci samenwerkte aan hun enscenering van Mozarts Requiem voor het Festival d’Aix-en-Provence, viel het kwartje bij Pichon: “Romeo Castellucci beschikt als regisseur over het bijzondere talent om deuren te openen naar andere dimensies, zonder per se een verhaal of een figuur centraal te stellen. Samen ontwikkelden we het idee om de muzikale selecties voor Le lacrime di Eros te ordenen rond het in renaissancemuziek alomtegenwoordige centrale thema van de liefde. In iedere selectie tonen we de liefde van een andere kant. Geïnspireerd door Monteverdi’s madrigalenboeken noemden we die verschillende kanten ‘boeken’, die samen als het ware een reeks vormen.”

Voorstelling zonder verhaal

Le lacrime di Eros vertelt geen concreet verhaal, maar biedt eerder een caleidoscopische onderdompeling in het operalaboratorium dat Florence in de 16de en 17de eeuw was: een bonte verzameling van verschillende componisten, stijlen en muzikale talen. De manier waarop de liefde in dit repertoire wordt bezongen is allesbehalve zoetsappig. De liefde is een lijden, een worsteling, een marteling, verdrietig en eenzaam. “De figuur van Orpheus heeft een grote rol gespeeld in de geboorte van de opera; als halfgod was hij iemand waarmee de toeschouwer zich kon identificeren, omdat hij niet alleen kon liefhebben, maar ook kon falen en lijden. De liefde tussen Orpheus en Eurydice komt veel terug in het repertoire dat we geselecteerd hebben en fungeert daarom – al is het heel subtiel – als een schaduwvertelling achter de partituur van Le lacrime di Eros.”

Detail uit de voorstelling
Detail uit de voorstelling Le lacrime di Eros | Video still: Paul Overste & Stefan Bijnen

Oude klanken en innovatie

Le lacrime di Eros presenteert een klankwereld die niet vaak in een operahuis te horen is. De instrumenten die bespeeld worden zijn nog ouder en zeldzamer dan de barokinstrumenten die doorgaans bij oude muziek klinken. “In plaats van over een orkest, is het bij deze muziek beter om te spreken van verschillende consorten, families van instrumenten die samenspelen. Zo hebben we violen met heel specifieke strijkstokken en viola da gamba’s; bij de blazers zien we verschillende instrumenten uit de renaissance, waaronder verschillende fluiten, cornetten en piva’s (een soort doedelzak), maar ook instrumenten die zijn doorontwikkeld naar het hedendaagse symfonieorkest, waaronder de schalmei (de voorloper van de hobo), de dulciaan (de voorloper van de fagot) en de sackbut (een vroege variant van de trombone). Ook is er de lira da braccio, een vedel-achtig instrument waarop akkoorden gespeeld kunnen worden en waarmee dichters zichzelf tijdens gezongen poëzievoordrachten begeleidden. Dat is het instrument waarmee Orpheus regelmatig wordt afgebeeld in de beeldende kunst uit die tijd.” 

Met deze oude instrumenten brengt Pichon wijd uiteenlopende muzikale werelden tot leven: “Met name de vrolijkere liederen in de selectie putten melodisch sterk uit de seculiere en populaire muziek van die tijd. De muziek spreekt op een simpele en directe manier tot de luisteraar. Daarnaast zijn er ook muziekstukken in de selectie die ontzettend gewaagd en experimenteel zijn, zowel op het vlak van melodie als van harmonie. Ik denk dat het publiek nog wel eens erg verrast zou kunnen zijn door de moderniteit van de muziek en de creatieve vrijheid die erin te horen is.”

Kosmos van geluid

Ook belangrijk bij de composities was de ruimtelijkheid. “De fysieke ruimte speelde een belangrijke rol in deze composities. Theaters of operahuizen zoals we die nu kennen, bestonden destijds nog niet. De muziek werd uitgevoerd in tuinen of in grote paleiszalen, met een akoestiek met veel galm. Met behulp van meerdere koren en verschillende groepen instrumentalisten werd de volledige ruimte gevuld met muziek. Het publiek bevond zich als het ware in het midden van een sonische kosmos, waarbij het geluid zich om de luisteraar heen bewoog.”

Om ook dit ruimtelijke aspect van de experimentatiedrift van de renaissance naar de grote zaal van Nationale Opera & Ballet te brengen, werd geluidskunstenaar en componist Scott Gibbons betrokken in het artistieke team. Hij ontwikkelde samen met geluidsontwerper Rémy Brean een innovatieve electro-akoestiek voor de zaal van Nationale Opera & Ballet. Met behulp hiervan kan de geluidservaring in de zaal gemanipuleerd worden. Dit systeem helpt om de oorspronkelijke akoestiek van de renaissance te kunnen benaderen, maar kan ook ingezet worden om een vernieuwend vervreemdingseffect te bewerkstelligen.

Dit was echter niet de enige reden om Scott Gibbons te betrekken: “De muziek van Le lacrime di Eros stamt uit een tijd – de 16de eeuw – waarin er enkel gesproken theater was en muziek alleen ‘tussen de bedrijven door’ mocht klinken [in zogeheten intermedi]. Je zou kunnen zeggen dat de muziek van deze componisten een vooruitstrevend karakter had: het samenbrengen van muziek met drama en andere toneeldisciplines had iets zeer toekomstgerichts. Wij wilden in onze voorstelling een soortgelijke beweging maken en de toekomst uitnodigen om zich te mengen in de oude muziek. Omdat Scott Gibbons al zo’n twintig jaar samenwerkt met Romeo Castellucci, voelde het goed om hem uit te nodigen om het repertoire te ontwrichten en te interfereren in de voorstelling. Deze renaissancemuziek is zo maagdelijk, dat heeft wat extra’s nodig voor een uitvoering in een operazaal.”

Met dit soort ingrepen zet het artistieke team het experiment van de renaissance als het ware voort in de vorm van een podiumkunstwerk dat moeilijk in een hokje te plaatsen is: “Le lacrime di Eros is geen ‘show’, het is geen opera. Ik hoop dat het iets tussen een meditatie en een kunstwerk in zal zijn. Een performance art-installatie en een geluidsinstallatie tegelijkertijd. Kortom: het is een experiment.”

Tekst: Jasmijn van Wijnen

Detail uit de voorstelling Le lacrime di Eros
Detail from the performance Le lacrime di Eros. Installation in collaboration with Frederik Heyman (frederikheyman.com) | Photo: Milagro Elstak

In gesprek met regisseur Romeo Castellucci

Een voorstelling zonder verhaal, maar met een rijkdom aan toneelbeelden die de liefde van zijn schaduwkant tonen. Dramaturg Piersandra Di Matteo ging tijdens de repetitieperiode in gesprek met regisseur Romeo Castellucci over de thematiek, muziek en dramaturgie van Le lacrime di Eros.

De taal van een verliefde

Een voorstelling zonder verhaal, maar met een rijkdom aan toneelbeelden die de liefde van zijn schaduwkant tonen. Dramaturg Piersandra Di Matteo ging tijdens de repetitieperiode in gesprek met regisseur Romeo Castellucci over de thematiek, muziek en dramaturgie van Le lacrime di Eros.

Waar komt de titel Le lacrime di Eros vandaan?
“De tegenstelling in de titel is geïnspireerd door het laatste boek van Georges Bataille, waarin de Franse filosoof de aard van liefde en eros analyseert in relatie tot pijn en de dood. Hoewel de antropologische benadering van zijn werk ver afstaat van het serene en metaforische karakter van de renaissanceliefde zoals we die in deze voorstelling oproepen, hebben het ongemak en de diepe eenzaamheid – veroorzaakt door de afwezigheid van een geliefde – een vergelijkbare betekenis in de liederen in Le lacrime di Eros. Het concept van pijn in de liefde is absoluut een topos (gemeenplaats) in de westerse literatuur, met als voorbeeld het paar Orpheus en Eurydice, wier verhaal het archetypische verhaal van verlies is.”

De voorstelling duikt in het muzikale universum van de renaissance. De muzikale selectie geeft ons een inkijkje in de unieke relatie tussen poëzie en muziek aan het hof van de Florentijnse heersersfamilie De’ Medici. Welke visie op liefde komt uit deze muziek naar voren?
“Dit is een moment in de muziekgeschiedenis, en in de kunstgeschiedenis in het algemeen, dat wordt gekenmerkt door vernieuwing. We betreden die wereld aan de hand van een verzameling liederen, geselecteerd en opnieuw gearrangeerd door Raphaël Pichon, die al jaren diepgravend filologisch onderzoek doet naar dat repertoire. De teksten roepen beelden op van pijn geassocieerd met liefdesverhalen. Ze schetsen gemis, scheiding en afstand, sensueel smachten, melancholie en innerlijke kwelling.”

“Eenzaamheid, verlating en verlies in de liefde wijzen op het overkoepelende thema van verlangen, dat altijd gerelateerd is aan hetgeen er niet is. Die twee woorden – liefde en verlangen – zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. In een van zijn fragmenten over de liefde drukt Roland Barthes deze spanning helder uit wanneer hij stelt dat “de een of andere kleinigheid het verliefde subject het gevoel [geeft] dat hij wordt meegesleurd door de angst voor een gevaar, een wond, het idee verlaten te worden, een ommekeer - een gevoel dat hij uitdrukt met het woord bangheid.”

Glazen vaas, New England Glass Company, 1843
Glazen vaas, New England Glass Company, 1843

Het werk is niet gecentreerd rond een verhaal, althans niet expliciet. Zouden we het werk kunnen definiëren als een verzameling beelden die zichzelf onthullen in de wisselwerking tussen muziek en woord?
Le lacrime di Eros ontvouwt zich als een opeenvolging van scènes, die we ‘boeken’ noemen, verwijzend naar Monteverdi’s madrigalenboeken. Het is een carrousel van beelden om over na te denken. Elke scène onthult een aspect van de liefde middels de via negativa [de negatieve weg]. Dit wordt bijvoorbeeld geïllustreerd aan het begin van de voorstelling, waarin het publiek een wonderlijke machine van lichamelijke liefde te zien krijgt. De machine is bedoeld als toespeling op pure vreugde, op een soort paradijs waar sensuele liefde overheerst. Maar in werkelijkheid is de machine niet meer dan een kil, celibatair object. De machine ontdoet zich geleidelijk van de lichamen waaruit ze bestaat, die als lege hulzen op de grond worden achtergelaten. Toch blijft de toewijding van de individuen op het podium aan deze kille totem van bewegende tandwielen en zuigers onverminderd. Het is de liefdesdaad bezien van buitenaf, de romantische ervaring gespiegeld in de kilte van de techniek – een vervreemdend beeld dat ons iets vertelt over onze gebrekkige opvatting van de liefde in een tijdperk waarin het lichamelijke wordt uitgebannen.”

“Een ander ‘boek’ presenteert een reeks martelmachines – de meest stereotypische. Dit is niet bedoeld als verwijzing naar de BDSM-wereld, maar deze martelingen representeren de geestelijke marteling die geliefden zichzelf aandoen in afwezigheid van de omhelzing van hun dierbare. Ze staan symbool voor de pijn van de liefde, als een fysieke manifestatie van het innerlijk lijden. Alleen en verlaten achterblijven – dat is de ware martelgang die deze renaissanceliederen verwoorden.”

“De omhelzing, als symbool voor de liefdevolle ontmoeting, komt ook terug in een korte scène met een slangenmens. Dat idee kwam bij me op tijdens het lezen van The Pale King, de onvoltooide roman van David Foster Wallace. In dit boek probeert een kind zichzelf te kussen en elke dag een millimeter verder te komen, in de hoop uiteindelijk zijn hele huidoppervlak te hebben gekust. De scène representeert totale eenzaamheid en een wanhopige behoefte aan fysiek contact – een omhelzing – die uitmondt in een verscheurend solitarisme. Achtereenvolgens zien we scènes waarin het verlangen naar liefde zich tegen zichzelf keert. De ander is niet meer, of nog niet, aanwezig. Een ontmoeting tussen twee mensen vindt nooit plaats, of misschien pas helemaal aan het einde.”

Azteeks slangenhoofd, 1200-1520
Azteeks slangenhoofd, 1200-1520

Bloed duikt op als een terugkerend leidmotief, dat het toneel overspoelt en tot leven komt als een ademend, jammerend en kreunend organisme.
“De eerste handeling die we op het toneel zien is een bloeddonatie. Een vrouwelijk figuur offert zichzelf. Het is een symbolische schenking, die balanceert op de grens van leegbloeden, en die te verstaan is als een verlossing van het zelf (als een kénosis) en een manier om een vitaal deel van het zelf aan de ander te geven. Tegelijkertijd wordt het liefdesverdriet van de herder Aristaeus voor de nimf Eurydice bezongen.” 

“In een lied uit Boek IV van Monteverdi’s madrigalen staat letterlijk de zin: “Jouw tranen zijn mijn bloed.” Bloed wordt hier gelijkgesteld aan tranen, wat een beeld van lijden in zijn meest intense vorm oplevert. Bovendien gaat het bloed een verbinding aan met de stem, waarbij het zingen ook een vorm van zelfgave is.”

Voor de auditieve ervaring van Le lacrime di Eros werd de Amerikaanse componist Scott Gibbons betrokken. Je hebt in de afgelopen vijfentwintig jaar met hem samengewerkt aan meerdere voorstellingen en installaties. Wat was de reden om hem ook bij dit project te betrekken?
“Scott Gibbons ontwikkelt elektro-akoestische technieken die zich onderscheiden door het opvangen van echte (dus niet kunstmatig gesimuleerde) geluiden. De microfoon is het instrument waarmee hij de wereld – het hele spectrum van het hoorbare tot aan de drempel van het onhoorbare – blootlegt. In zijn werk is de oorsprong van elk geluid nauw verbonden met de materiële werkelijkheid ervan. Dat is wat ons fascineert: een geluid dat zich manifesteert, dat doordringt, streelt, binnenkomt en dat altijd eerlijk is.” 

“Het was Pichon die de samenwerking met Gibbons voorstelde, een keuze die veel zegt over zijn onderzoekende houding en begrip van theater. Op deze manier werken we niet historiserend, maar experimenteren we met het materiaal: de liederen, de stemmen, de renaissance-instrumenten. Het doel van Gibbons’ aandeel is om als het ware de schaduwkant van de maan te belichten, de donkere zijde van een rijk van verlangens, zonder retorische filters: het materiële van de lichamen van de zangers, de geluiden van de lippen, het speeksel, de ademhalingen, de geluiden die hun botten maken, de bloedsomloop, maar ook de resonanties van de houten instrumenten. Zo bieden we een nieuwe manier van luisteren naar het muzikale en poëtische universum van de renaissance, terwijl we trouw blijven aan de experimentele geest die haar ontstaan mogelijk maakte.”

Hoe verhoudt dit klankonderzoek zich tot het renaissancerepertoire?
“Scott Gibbons werkt met verschillende patronen, ritmes, frequenties en geïsoleerde fragmenten. Daarmee creëert hij als het ware een vorm van interpunctie in de muzikale structuren van componisten als Peri, Caccini en Monteverdi. Hij zorgt er met zijn werk voor dat de oude muziek op deze manier een actieve dialoog aangaat met de materiële dimensie op het toneel. Deze ingrepen van Gibbons dienen als voortekens of echo’s, vormen een contrast met wat we zien of wat wordt uitgedrukt in de tekst en openbaren zo de aard van de liefde die verborgen ligt achter het universum van de taal. Het geluidsontwerp van Gibbons heeft de kracht om de essentie van pijn te onthullen, zonder poëtische opsmuk. De weergave van pijn is een terugkerend onderwerp in de westerse kunst. En het mooiste is – zoals we van de oude Grieken hebben geleerd – dat het tranen oproept.”

Tekst: Piersandra Di Matteo
Vertaling: Maxim Paulissen

Mater Dolorosa (detail), Pedro Roldán, 1675
Mater Dolorosa (detail), Pedro Roldán, 1675

Achtergrond: liefde en lijden aan de oorsprong van opera

Romeo Castellucci’s eerste kennismaking met de wereld van de oude muziek vond plaats in 2000 met Il combattimento. Vijf vocale stukken van Claudio Monteverdi werden, net als in Le lacrime di Eros, afgewisseld met elektronische muziek van Scott Gibbons.

Liefde en lijden aan de oorsprong van opera

Romeo Castellucci’s eerste kennismaking met de wereld van de oude muziek vond plaats in 2000 met Il combattimento. Vijf vocale stukken van Claudio Monteverdi werden, net als in Le lacrime di Eros, afgewisseld met elektronische muziek van Scott Gibbons.

Tijdens een bespreking van Il combattimento stelde Castellucci dat de geboorte van de opera niet alleen een cruciaal moment is in de geschiedenis van de muziek, maar ook – en misschien wel vooral – van het theater. Het is de geboorte, of wedergeboorte, van het westerse theater. Deze bewering weerspiegelt het sentiment van de kunstenaars en intellectuelen wier innovaties en experimenten meer dan vier eeuwen geleden hun hoogtepunt bereikten in de eerste opera’s die in Florence werden opgevoerd: Dafne (1598) en Euridice (1600), beide van dichter Ottavio Rinuccini en componist Jacopo Peri. Een eigentijdse getuige van Monteverdi’s L’Orfeo, de opera die een paar jaar later in Mantua het experimentele pad van de Florentijnse pioniers vervolgde, was verbaasd dat in het nieuw uitgevonden genre van theatrale muziek “alle gesprekspartners muzikaal spreken.”

Nieuwe manieren

Ook de invloedrijke kunsthistoricus Aby Warburg besprak in een baanbrekend essay de theatrale dimensie van de Florentijnse intermedi* uit 1589. Hierin benadrukte ze de verbanden tussen het poëtische, muzikale, visuele en kinetische domein. Warburg toonde continuïteiten en discontinuïteiten aan tussen enerzijds de zes uitbundige vocale composities (met hun iconografische verwijzingen naar de oudheid) en anderzijds de eerste opera’s die een paar jaar later in dezelfde culturele omgeving werden geproduceerd. De opera’s werden gekenmerkt door “nieuwe manieren” om woorden en klanken te combineren (die sterk deden denken aan de Griekse tragedie), waardoor “de psychologische middelen van de dramatische kunst” beter werden verkend dan in de pastorale drama’s uit die tijd. Voor Warburg ontstond opera als een tussenvorm tussen het “echte leven” en “dramatische kunst”, exemplarisch voor de multi-zintuiglijke, kinetische spektakels die de vroegmoderne Europese feste kenmerkten. Deze festivals, vaak naar aanleiding van dynastieke bruiloften, werden gehouden in de open lucht of in adellijke paleizen en verkondigden en promootten de macht en invloed van vorstelijke heersers. De theatrale dimensies van de nieuwe muziek brachten de humanistische aspiraties van de culturele elite tot uitdrukking door middel van multimediale vormen van entertainment die in de lijn lagen van de gebruikelijke uitbundige spektakels aan de hoven (toernooien, steekspelen, zeeslagen, enz.).

*Intermedi zijn korte, muzikale/theatrale tussenspelen tussen de aktes van theaterstukken in de Italiaanse renaissance- en barokperiode. Uit deze tussenspelen ontstond de opera.

Representatie als doel

Behalve happy endings en toespelingen op hemelse harmonieën, waren er in zowel de intermedi als vroege opera’s ook spanningen en tegenstrijdigheden in overvloed. De integratie van muziek en woorden op het toneel om een volwaardige dramatische handeling te presenteren werd beschouwd als een radicale en controversiële afwijking van de naturalistische doelstellingen van de kunst. Deze perceptie is zeker veranderd na 400 jaar opera-enscenering, maar de term rappresentativo, die vaak voorkomt in titels, brieven en publicatievoorwoorden van de vroegste operapioniers, onthulde diepe en blijvende angsten over wat muziek en geënsceneerde representatie konden doen. Het woord rappresentativo werd gebruikt om te verwijzen naar een stijl die was uitgevonden door Vincenzo Galilei, die Griekse liederen imiteerde bij het toonzetten van Dantes poëzie; Giulio Caccini gebruikte de term vervolgens om zijn opera Euridice te karakteriseren en Monteverdi voor zijn Combattimento di Tancredi e Clorinda. Rappresentativo werd echter ook gebruikt in combinatie met de nieuwe muzikale stijl die spraak imiteert (recitativo) en woorden als genere en musica, om te verwijzen naar sololiederen zonder toneel, zoals die te vinden zijn in Caccini’s Nuove musiche en Monteverdi’s Lettera amorosa in Boek VII van zijn madrigalen. De representatie als doel, zowel theatraal als niet-theatraal, bleef even ongrijpbaar als de veelzijdige relaties tussen tekst en muziek in Caccini’s strofische liederen. De daaropvolgende geschiedenis van de opera heeft niet aangetoond dat er één-op-één overeenkomsten zijn tussen poëzie, muziek en visuele elementen. De lichamen en stemmen van zangers ondermijnen elke schijn van waarachtigheid (niemand sterft tijdens het zingen, wordt vaak gezegd).

Zwaarte en zoetheid

De proloog van Euridice onthult dergelijke onwennigheden en laat zien hoe het personage La Tragedia een levende transformatie ondergaat, waarbij ze schijnbaar haar vorige personage, dat geassocieerd wordt met bloedvergieten en treurige spektakels, van zich afschudt:

“Niet langer van bloed vergoten door onschuldige aderen / noch van ogen uitgestoken door de krankzinnige tiran / ongelukkig schouwspel voor de menselijke aanblik, / zing ik nu op een somber en met tranen gevuld podium. // Weg, weg van dit koninklijk huis, / sentimentele beelden, tinten van verdriet! / Zie, ik verander mijn sombere schorten en donkere gewaden / om in het hart zoetere emoties op te wekken.”

Schrijvers uit de renaissance benadrukten het emotionele en verrassend bevredigende aspect van menselijke reacties op pijnlijke ervaringen. De toneelschrijver Giambattista Giraldi Cinzio schreef: “Tragedie heeft een eigen plezier, in de tranen ontdekt men een verborgen plezier, waardoor het aangenaam is voor de luisteraar. La Tragedia trekt de aandacht van de ziel en vervult haar met verwondering.” De “zoetere emoties” die Tragedia paradoxaal genoeg oproept door haar “nieuwe pad” (novo cammin) aan te kondigen, weerspiegelen Giraldi’s idee van “tragisch plezier” als symbool van modern zelfbewustzijn. Het psychologische model van emoties dat in vroege opera’s tot uitdrukking kwam, sloot aan bij de esthetiek van het melancholische genot dat voortkomt uit huilen en tranen (pianto en lacrime), vooral wanneer dit werd afgezet tegen het morele perspectief van de Aristotelische catharsis.

Mater Dolorosa (detail), Dieric Bouts, ca. 1410-1475
Mater Dolorosa (detail), Dieric Bouts, ca. 1410-1475

Klanken van de zuchten

De “zoetere emoties” die door het nieuwe operagenre werden overgebracht, weerspiegelden dus de blijvende traditie van de liefdesfilosofie uit de renaissance, die liefde afschilderde als een paradox en de oorsprong van onverklaarbaar aangenaam lijden. Zoals Raphaël Pichon opmerkt, onderzochten componisten en kunstenaars aan de Noord-Italiaanse hoven van de 16de tot het begin van de 17de eeuw hoe menselijke passies naar het toneel vertaald konden worden door poëzie te toonzetten, van Angelo Poliziano’s Orpheus (1480) tot Giambattista Marino’s La lira (De lier) (1614). Monteverdi componeerde bijvoorbeeld fragmenten uit Giambattista Guarini’s pastorale tragikomedie Il pastor fido (De trouwe herder) uit 1590. Bij Guarini werden de formele en emotionele poëtische kwaliteiten van de zwaarte (gravità), die typerend is voor tragedies, getemperd en in evenwicht gehouden door de zoetheid (piacevolezza) van dolci affetti. Zwaarte en zoetheid vertegenwoordigden de polariteiten die Petrarca’s liefdesgedichten kenmerkten, en weerspiegelden de gespleten subjectiviteit van de minnaar tussen lijden en plezier. En toch, dankzij de muziek, ervoer het publiek van vroege opera’s, madrigalen en solo-liederen, net als vandaag de dag het geval is, een enorm en extreem scala aan emoties: liefde kan zo brandend zijn als vuur en de pijn ervan zo verwoestend als een fysieke marteling. Op het podium konden de “klanken van de zuchten” van de lijdende geliefde in het eerste gedicht van Petrarca’s Canzoniere net zo hoorbaar en ondraaglijk zijn als die van lawaaierige theatermachinerie.

Libri

Componisten en uitgevers modelleerden renaissance-muziekboeken naar het archetypische libro van Petrarca, de 366 gedichten van de Canzoniere. Net als bij Petrarca vormden de verzamelde gedichten in een boek geen samenhangende verhalen, maar waren het verzamelingen “versnipperde rijmen” (rime sparse) die vaak verbonden waren door losse thematische en vormelijke kruisverwijzingen. In tijden van censuur was de publicatie van boeken echter beladen met spanningen en tegenstrijdigheden. Operalibretti en -partituren stonden onder druk van de censuur, die duidelijk naar voren kwam in de angstvallige en defensieve voorwoorden die door uitgevers werden toegevoegd, zoals die in de publicaties van de eerste Florentijnse en Mantuaanse opera’s.

In zijn verhandeling Della dissimulazione onesta (1641) bood de dichter Torquato Accetto een interpretatieve sleutel, door te onthullen dat de publicatie van zijn boek “bijna bloedeloos” (quasi esangue) was gebleven door de door hemzelf toegebrachte wonden. Accetto suggereerde dat achter een kort boek vaak een langer boek schuilgaat dat niet geschreven kon of mocht worden. Hij spoorde lezers aan om de “littekens” (cicatrici) in boeken te herkennen door een “goed beoordelingsvermogen” te gebruiken, net als Eurycleia wanneer ze de littekens van Odysseus ontdekt in de Odyssee.

Boeken als lichamen

Vroegmoderne teksten zijn als gewonde lichamen die extra vragen oproepen wanneer ze op muziek worden gezet. Deze beeldtaal van littekens en van boeken als lichamen klinkt door in de fysieke stemmen van mythologisch-Arcadische personages die verwond zijn door de liefde. Herders (Aristaeus, Thyrsis), nimfen (Daphne, Eurydice, Chloris), goden en halfgoden (Apollo, Orpheus, Ariadne) klagen over de dood, het vertrek of de afwijzing van hun geliefden. Hun stemmen komen uit de openingen van wonden, die doen denken aan de littekens van Accetto. Laat-renaissancistische en vroeg-barokke kamermuziekwerken en theaterstukken bevatten klaagzangen (lamenti) als hun belangrijkste momenten, die verdriet opwekken bij de toeschouwer.

Zien met de oren en horen met de ogen

In zijn Il combattimento uit 2000 combineerde Castellucci vocale stukken van Monteverdi tot een eigen geënsceneerd ‘madrigaalboek’, waarin hij elektronische muziek van Scott Gibbons verwerkte. De voortdurende samenwerking tussen Castellucci en Gibbons kenmerkt zich door het opnemen van geluiden uit de echte wereld. Dit weerspiegelt hun gedeelde poëtische visie die de tastbare materialiteit van geluid in lichamen, dieren, de natuur en machines benadrukt. Castellucci’s theater gaat echter verder dan louter sonische verkenning. Het ensceneert ook zintuiglijke uitwisselingen, waarbij het publiek betrokken raakt in een uniek samenspel van zien met de oren en horen met de ogen. Het zou zinloos zijn om onderscheid te maken tussen het begin van een geluid en het ontstaan van een beeld. Castellucci’s ensceneringen overstijgen de eenvoudige illustratie van teksten en muziek. Net als de vernieuwers in Florence rond 1600 betekent het smeden van een “nieuwe weg” het radicaal bevragen van de aard van geluid en theatrale representatie.

Tekst: Mauro Calcagno
Vertaling: Jasmijn van Wijnen

Musicoloog en cultuurwetenschapper Mauro Calcagno is gespecialiseerd in operastudies, vroegmoderne muziek, performancestudies, kritische theorie en digitale geesteswetenschappen. Hij promoveerde aan Yale University en is momenteel als Associate Professor verbonden aan University of Pennsylvania.

Video still uit teaser Le lacrime di Eros
Video still from teaser Le lacrime di Eros | Video still: Geert Braam & Stefan Bijnen

In gesprek met componist Scott Gibbons

In Le lacrime di Eros brengt componist Scott Gibbons renaissancemuziek in dialoog met nieuwe elektro-akoestische composities, gebaseerd op geluiden die hij ontleent aan de mensen en objecten op het toneel en in de orkestbak.

De materialiteit van geluid en het geluid van materie

In Le lacrime di Eros brengt componist Scott Gibbons renaissancemuziek in dialoog met nieuwe elektro-akoestische composities, gebaseerd op geluiden die hij ontleent aan de mensen en objecten op het toneel en in de orkestbak.

Wat is jouw relatie tot renaissancemuziek en hoe heeft de renaissancecontext waarin deze muziek is ontstaan jou geïnspireerd?
“Ik was verrast toen Raphaël Pichon me vertelde dat er ook al in de renaissance onderzoek werd gedaan naar akoestiek en geluidsverspreiding. Dit is zo’n 400 jaar later nog steeds een heel actueel onderwerp in hedendaagse muziek en Romeo Castellucci en ik hebben hier in de loop der jaren al veel mee geëxperimenteerd. Logischerwijs werd dit mijn primaire onderzoekslijn voor Le lacrime di Eros.”

“Het deed me denken aan mijn eerste kennismaking met muziek. Mijn vader was voorganger in de kerk, en ik weet nog dat ik me daar vaak verschrikkelijk verveelde. Op een dag zette mijn vader me bij het orgel en zei dat ik me even moest vermaken zodat hij kon werken. Het ervaren van die lage pedaaltonen die je meer voelt dan hoort, en de hoge frequenties die mijn huid leken te strelen... Het feit dat ik de klanken vanaf de toetsen aanstuurde, terwijl de akoestiek van de kerk ervoor zorgde dat het geluid uit het hele gebouw leek te komen, voelde magisch. Verschillende tonen leken uit verschillende bronnen te komen, alsof hier een heel orkest klonk in plaats van één instrument. Die ontmoeting met de lichamelijkheid van geluid was transformerend en sindsdien ben ik bijzonder geïnteresseerd in akoestiek en de fysica van geluid.”

Welke rol spelen jouw composities in Le lacrime di Eros?
“Mijn werk is een ondermijning, vervorming en deconstructie van de muziek die Raphaël Pichon heeft uitgekozen. Er zullen momenten in de voorstelling zijn waarop ik de muziek deconstrueer, inhaak op bepaalde thema’s van het programma of een overgang creëer van de ene scène naar de andere. Mijn composities bieden een kader voor de thema’s, de objecten en de machines op het podium en benadrukken het werkelijke bestaan ervan. De muziek en geluiden die ik meebreng fungeren ook als een soort analytisch instrument, waarmee elementen kunnen worden versterkt en gedefinieerd of juist dubbelzinnig gemaakt kunnen worden. Door gebruik te maken van technologie die verder gaat dan de stemmen en instrumentatie, is het mogelijk om een tastbare aanwezigheid van geluid te creëren. In feite kan de materialiteit van geluid leiden tot het dematerialiseren van een figuur; van werkelijke objecten.”

Detail uit de voorstelling Le lacrime di Eros
Detail uit de voorstelling Le lacrime di Eros | Foto: Milagro Elstak

Hoe ga je te werk?
“De echte kern van deze voorstelling is de verzameling stukken die Raphaël heeft samengesteld, dat is het uitgangspunt. Natuurlijk zijn de werken geselecteerd en georganiseerd om specifieke thema’s te presenteren, dus mijn uitgangspunt is hoe ik ermee interageer, me ermee bemoei, eromheen beweeg of hoe ik landschappen kan creëren waarin ze kunnen bestaan.”

“Romeo heeft robotica en mechanische apparaten ontworpen en een aantal industriële machines geselecteerd voor gebruik op het podium. Deze niet-muzikale elementen moeten worden opgenomen in het grotere geheel van de voorstelling en met een eigen muzikale identiteit worden geïntegreerd in het orkest. Ik probeer geen muziek op te leggen aan de objecten, maar juist muziek uit de objecten te destilleren.”

Kun je iets vertellen over de geluidservaring van Le lacrime di Eros?
“Het wordt een eigen wereld. Dat is sowieso een van mijn doelen: een parallelle werkelijkheid creëren, die vertrouwd en tegelijkertijd vreemd voelt. We zijn getuige van een geheime wereld die al bestond voordat het doek opging en die zal blijven bestaan nadat het doek weer neer is. De verspreiding van het geluid in de ruimte speelt daarin een sleutelrol. We hebben het geluk samen te werken met geluidsontwerper Rémy Bréan, die voor de grote zaal van Nationale Opera & Ballet een soundmap heeft ontworpen om de muziek in een driedimensionale ruimte te plaatsen. Dat brengt ons terug bij de experimenten met geluidsverspreiding die werden gedaan in de 16de eeuw, tijdens de creatieve explosie die uiteindelijk zou resulteren in het ontstaan van de opera als kunstvorm.”

Tekst: Jasmijn van Wijnen

Libretto

Libretto

Nederlandse vertaling: Jaap Dieleman

ANONYME – Udite, selve, mie dolce parole

Udite, selve, mie dolce parole,
Poi che la ninfa mia udir non vuole.

ANONYME – Luister, bossen, naar mijn zoete woorden

Luister, bossen, naar mijn zoete woorden,
Want mijn nimf wil ze niet horen.

La bella ninfa è sorda al mio lamento 
E ’l suon di nostra fistula non cura: 
Di ciò si lagna el mio cornuto armento, 
Né vuol bagnar il grifo in acqua pura; 
Non vuol toccar la tenera verdura, 
Tanto del suo pastor gl’incresce e dole.

De mooie nimf is doof voor mijn klaagzang. 
En de klank van mijn fluit bekoort haar niet: 
Mijn kudde klaagt erover, 
Ze willen hun snuiten niet baden
In ‘t zuivere water; 
Ze verlangen niet meer naar het tere groen; 
Uit het veld geslagen betreurt de kudde haar herder.

Udite, selve, mie dolce parole,
Poi che la ninfa mia udir non vuole.

Luister, bossen, naar mijn zoete woorden,
Mijn nimf wil ze niet horen.

Ben si cura l’armento del padrone:
La ninfa non si cura dell’amante,
La bella ninfa che di sasso ha ’l core,
Anzi di ferro, anzi l’ha di diamante.
Ella fugge da me sempre davante
Com’agnella dal lupo fuggir suole.

De kudde is bezorgd om haar herder:
Maar de nimf niet om haar minnaar:
Die mooie nimf met haar hart van steen,
Nee van ijzer, nee van diamant:
Ze vlucht steeds voor me weg,
Zoals het lam vlucht voor de wolf.

Udite, selve, mie dolce parole,
Poi che la ninfa mia udir non vuole.

Luister, bossen, naar mijn zoete woorden,
Mijn nimf wil ze niet horen.

Portate, venti, questi dolci versi
Drento all’orecchie della donna mia:
Dite quante io per lei lacrime versi
E la pregate che crudel non sia;
Dite che la mia vita fugge via
E si consuma come brina al sole.

Winden, breng deze zoete verzen 
Naar de oren van mijn nimf:
Zeg haar hoeveel tranen ik voor haar vergiet,
En smeek haar om niet zo wreed te zijn:
Zeg haar dat mijn leven snel voorbijgaat,
Wegsmelt als sneeuw voor de zon.

Udite, selve, mie dolce parole,
Poi che la ninfa mia udir non vuole.

Luister, bossen, naar mijn zoete woorden,
Mijn nimf wil ze niet horen.

CRISTOFANO MALVEZZI – Dal vago e bel sereno

Dal vago e bel sereno
Ove non cangia mai stagion il sole,
Ove non vengon meno
Per soverchio di gel gigli e vïole,
Moviam liete carole
In questo dì giocondo
Per arricchir, per adornar il mondo.

CRISTOFANO MALVEZZI – Aan het mooi en zuiver firmament

Laat van het heldere firmament
Waar de zon niet van wijken weet,
Waar lelies en viooltjes niet 
Door laagjes rijp verwelken,
Vrolijke dansen beginnen
Op deze blije dag,
Om de wereld rijker en mooier te maken.

LIBRO I – Amor Machina

CRISTOFORO MALVEZZI – O fortunato giorno 

O fortunato giorno,
Poiché di gioia e speme
Lieta canta la terra e ’l ciel insieme!
Ma quanto fia più adorno
Quando farà ritorno
Per sì bel sposo eternità d’amore.

LIBRO I – Amor Machina

CRISTOFORO MALVEZZI – O gelukzalige dag

O gelukzalige dag,
Waarop hemel en aarde 
Samen zingen vol vreugde en hoop!
Maar het zal nog veel weelderiger zijn
Als zo’n aantrekkelijke bruidegom
Eeuwige liefde zal beloven.

GIULIO CACCINI – Al fonte, al prato

Al fonte, al prato,
Al bosco, all’ombra,
Al fresco fiato
Che ’l caldo sgombra,
Pastor correte.
Ciascun ch’ha sete,
Ciascun ch’è stanco
Riposi il fianco.

GIULIO CACCINI – Naar de bron, naar het veld

Ren naar de bron, het veld, 
het bos en de schaduw, 
Naar de frisse bries, 
die de hitte verjaagt,
Ren herders.
Laat ieder die dorstig 
En ieder die moe is
Hier komen rusten.

Fugga la noia,
Fugga ’l dolore,
Sol riso e gioia,
Sol caro Amore
Nosco soggiorni
Ne’ lieti giorni,
Né s’odan mai
Querele o lai.

Weg met verveling, 
Weg met pijn,
Alleen vreugde en plezier,
Laat op deze blije dagen
Alleen dierbare Amor bij ons zijn.
Van geruzie 
Of verdriet
Willen wij niets horen. 

JACOPO PERI – Al canto, al ballo

Al canto, al ballo, all’ombre, al prato adorno,
Alle bell’onde e liete
Tutti, o pastor, correte
Dolce cantando in sì beato giorno.

JACOPO PERI – Naar zang, naar dans

Herders, ren, naar zang, dans, 
Schaduw en het kleurrijke veld
Naar de mooie, blije glooiingen, 
Zacht zingend op zo’n gezegende dag.

GIULIO CACCINI – Dalla porta d’Orïente

Dalla porta d’Orïente
Lampeggiando in ciel usciva,
E le nubi coloriva
L’alba candida e lucente.
E per l’aure rugiadose
Apría gigli e spargea rose.

GIULIO CACCINI – Vanuit de poort van het Oosten 

Vanuit de poort van het Oosten,
Zette de glanzend witte dageraad
Schitterend koers aan de hemel 
En kleurde de wolken.
Met zijn bedauwde bries
Opende hij lelies en strooide hij rozen.

Ch’a sgombrar l’oscuro velo
Più soave e vezzosetta,
Una vaga giovinetta
Accendea le rose in cielo.
E di fiamme porporine
fería l’aure matutine.

Om het donker te verjagen 
Ontstak een mooie jongedame, 
Rozen in de lucht.
En de morgenstond kleurde
Met purperen vlammen.

Da le labbra innamorate,
Muov’Amor con novi strali,
E di perle orïentali
Se ne gían l’alme fregiate,
Et ardeva i cor meschini
Dolce foco di rubini.

Van haar verliefde lippen 
Vuurde Amor nieuwe pijlen af,
En de zielen werden geraakt 
Door de schoonheid van oosterse parels. 
En in smachtende harten
Brandde een zacht robijnen vuur. 

GIULIO CACCINI – Mentre che dolce mia vita 

Mentre che dolce mia vita 
Non ti spiacque darmi aita,
Sai ben tu che strali, e foco, 
Mi fur sempre festa, e gioco; 
Hor non posso, il vo pur dire, 
Star nel foco e non morire.

GIULIO CACCINI – Als mijn leven fijn is

Als mijn leven fijn is
Wil je me wel helpen,
Je weet heel goed dat pijlen, en vuur, 
Altijd een feestelijk spel voor me waren;
Maar nu moet ik toegeven dat ik niet 
Kan branden zonder te sterven

GIULIO CACCINI – Mentre che tra pace e guerra 

Mentre che tra pace e guerra
Viveran gli amanti in terra,
Sia pur fera, e sia crudele,
Ti sarò servo fedele
Che se ben tal hor mi doglio,
Non per questo a te mi toglio.

GIULIO CACCINI – Tussen oorlog en vrede

Geliefden moeten op aarde 
Leven tussen oorlog en vrede.
Ook al ben je woest en wreed
Ik blijf toch je trouwe dienaar
Ook al doe je me soms pijn,
Hierom laat ik je heus niet los.

GIULIO CACCINI – Non ha ’l ciel cotanti lumi

Non ha ’l ciel cotanti lumi,
Tante still’e mari e fiumi,
Non l’april gigli e vïole,
Tanti raggi non ha il sole,
Quant’ha doglie e pen’ogni hora
Cor gentil che s’innamora.

GIULIO CACCINI – De hemel telt niet zoveel sterren

De hemel telt niet zoveel sterren,
De zeeën en de rivieren niet zoveel druppels,
April niet zoveel lelies en viooltjes, 
De zon niet zoveel stralen,
Als het hart van een verliefde ziel 
Verdriet en pijn heeft.

CLAUDIO MONTEVERDI – Balliamo, che l’onde

Balliamo, che l’onde
Al vento che spira
Le move e l’aggira,
Le spinge e confonde
Sì come lor siede,
Se movon il piede;
E ballan le linfe
Quai garrule ninfe.

CLAUDIO MONTEVERDI – Laten we dansen, zodat de wind

Laten we dansen, zodat de wind
De golven opstuwt en omrolt,
Ze opjaagt en omwoelt,
Zoals ze dat gewend zijn
En ze bewegen hun voeten
En de wateren dansen,
Als dartele nimfen.

Balliamo che i vezzosi
Bei fior rugiadosi,
Se l’aura li scuote
Con urti e con ruote,
Fan vaga sembianza
Anch’essi di danza.

Laten we dansen zodat de bevallige
Mooie en bedauwde bloemen, 
Wanneer het briesje hen beweegt,
Met porren en draaien
Ook bijna lijken te dansen

Balliamo e giriamo,
corriamo e saltiamo,
qual cosa è più degna
il ballo n’insegna.

Laten we dansen en draaien,
Rennen en springen,
Niets is voortreffelijker dan
Hetgeen de dans ons leert.

FRANCESCO CORTECCIA – Ballo di Satiri e Baccanti

Bacco, Bacco, E U O È!

FRANCESCO CORTECCIA – Dansfeest van satyrs en Bacchanten

Bacchus, Bacchus, E U O È!

LIBRO II – Amor

JACOPO PERI – Lassa, che di spavento e di pietate

Lassa! che di spavento e di pietate
Gelami il cor nel seno.
Miserabil beltate,
Come in un punto ohimè! venisti meno; 
Ahi che lampo, o baleno
In notturno seren ben ratto fugge,
Ma più rapida l’ale
Affretta umana vita al dì fatale.

LIBRO II – Amor

JACOPO PERI – Ach, van angst en medelijden

Ach, van angst en medelijden
Bevriest mijn hart in mijn borst.
Ongelukkige schoonheid,
Wat ben je plotseling heengegaan.
Ach, nog veel sneller dan een bliksemschicht
Een heldere nachthemel doorklieft,
Vliegt een mensenleven
Naar zijn laatste dag.

Per quel vago boschetto
Ove rigando i fiori
Lento trascorre il fonte degl’allori, 
Prendea dolce diletto
Con le compagne sue la bella sposa,
Chi violetta, o rosa
Per far ghirlande al crine
Togliea dal prato, e dall’acute spine,
E qual posando il fianco
Su la fiorita sponda
Dolce cantava al mormorar dell’onda.

In dit aangename bos, waar de beek, 
Bron voor de laurier, langzaam stromend 
De bloemen verkoelt
Vermaakte de mooie bruid zich
Samen met haar vriendinnen,
Sommigen vlochten kransen 
Van viooltjes en rozen 
Die ze plukten uit het veld 
Tussen de scherpe doornen vandaan,
Terwijl anderen zich neervlijden 
Aan de oever vol bloemen
En zachtjes bij het ruisen van de golfjes.

Ma la candida ninfa
Movea danzando il piè sul verde prato, 
Quando, ria sorte acerba,
Serpe crudo e spietato,
Che celato giacea tra fiori e l’erba,
Punsele il piè con sì maligno dente,
Ch’impallidì repente
Come raggio di sol che nube adombri,
E dal profondo core
Con un sospir mortale
Sì spaventoso ohimè! sospinse fore,
Che quasi avesse l’ale
Giunse ogni ninfa al doloroso suono,
Ed ella in abbandono
Tutta lasciossi allor nell’altrui braccia, 
Spargea il bel volto e le dorate chiome
Un sudor vie più freddo assai che ghiaccio.

Maar de mooie nimf zette dansend
Haar voet op de groene weide,
Toen, kwaadaardig, bitter lot,
Een wilde, meedogenloze slang,
Verstopt tussen bloemen en gras, 
In haar voet beet met zijn vileine giftand,
En ze onmiddellijk verbleekte
Als een zonnestraal, 
Verduisterd door een wolk
Met een dodelijke zucht 
Uit het diepst van haar hart,
Zo vreselijk dat alle nimfen vliegensvlug
Afkwamen op het smartelijk geluid,
Viel ze flauw in hun armen,
En bedekte zweet, kouder dan ijs haar prachtige gezicht en haar gouden haar.

Indi s’udìo il tuo nome
Tra le labbra sonar fredde e tremanti,
E volti gl’occhi al cielo,
Scolorito il bel viso, e i bei sembianti,
Restò tanta bellezza immobil gelo. 

Toen weerklonk zijn naam
Vanuit koude, bevende lippen,
Haar ogen hemelwaarts gericht,
Haar gezicht en haar gelaat lijkbleek.
En werd zoveel schoonheid roerloos ijs.

DOMENICO BELLI – Languirò d’amato zelo

Languirò d’amato zelo.

DOMENICO BELLI – Verliefd zal ik met overgave smachten

Verliefd zal ik met overgave smachten.

SIGISMONDO D’INDIA – Ma che? Squallida e oscura anco mi piaci

Ma che? Squallida e oscura anco mi piaci.
Anima bella, se qui intorno gire,
Se odi il mio pianto, a le mie voglie audaci
Perdona il furto e ’l temerario ardire:
Da le pallide labbra i freddi baci,
Che sì caldi sperai, vuo’ pur rapire;
Parte torrò di sue ragioni a morte,
Baciando queste labbra esangui e smorte.

SIGISMONDO D’INDIA – Hoezo? Ellendig en ondoorgrondelijk

Hoezo? Ellendig en ondoorgrondelijk
Hou ik ook van je.
Mooie ziel, wanneer je hier rondwaart,
Als je mijn gehuil 
En mijn gewaagde verlangens hoort,
Vergeef me mijn inhaligheid en durf,
Aan jouw bleke lippen 
Wil ik de koude kussen ontrukken,
Die ik me zo warm had voorgesteld.
Ik zal de dood 
Een deel van zijn recht ontnemen,
Door deze bloedeloze, 
Doodsbleke lippen te kussen.

MARCO DA GAGLIANO – Piangete, ninfe, e con voi pianga Amore

Piangete, ninfe, e con voi pianga Amore,
Raccogliete le penne, aure celesti,
E voi, pietosi e mesti,
Fermate il piè d’argento, o fonti, o fiumi,
Lagrimate ne l’alto, eterni numi.

MARCO DA GAGLIANO – Huil, o nimfen

Huil, o nimfen en laat Amor met jullie wenen,
Vouw je vleugels dicht, hemelse bries,
En jullie, o barmhartige en treurige
Bronnen en rivieren stop jullie zilveren stroom,
Onsterfelijke goden in de hemel, ween.

Sparse più non vedrem di quel fin oro 
Le bionde chiome al vento.
Ahi! Né più s’udirà tra ’l bel tesoro
Di perle e di rubin l’alto concento. 
Ahi! Ch’eclissato e spento
È del ciglio seren l’almo splendore. 
Piangete, ninfe, e con voi pianga Amore. 
Dov’è la bella man, dove il bel seno,
Dove, dove il bel viso?

Nooit meer zullen we 
De blonde lokken van fijn goud
Zien wapperen in de wind.
Wee! Nooit meer 
Zal haar heldere stem klinken
Te midden van de schat 
Van parels en robijnen.
Wee! Verduisterd en uitgedoofd 
Is de nobele schoonheid van haar klare blik.
Ween nimfen, en laat Amor met jullie wenen.
Waar is haar mooie hand, 
Waar haar mooie boezem,
Waar, waar haar mooi gezicht,
En waar haar zoete lach?
Waar is het zachte stralen van haar blik?

Ahi lagrime, ahi dolore!
Piangete, ninfe, e con voi pianga Amore.

Oh tranen, oh verdriet
Ween nimfen, en laat Amor met jullie wenen.

CLAUDIO MONTEVERDI – Che se tu se’ il cor mio

Che se tu se’ il cor mio,
Come se’ pur malgrado
Del ciel e de la terra,
Qual hor piangi e sospiri,
Quelle lagrime tue son il mio sangue,
Quei sospir il mio spirto,
E quelle pen’e quel dolor che senti
Son miei, non tuoi tormenti.

CLAUDIO MONTEVERDI – Omdat je mijn hart bent

Omdat je mijn hart bent,
Ondanks hemel en aarde,
Zijn, als je huilt en zucht,
Jouw tranen mijn bloed,
Jouw zuchten mijn adem
En je verdriet en je pijnen
Niet jouw, maar mijn marteling.

DOMENICO BELLI – Ardo, ma non ardisco il chiuso ardore

Ardo, ma non ardisco il chiuso ardore
Dell’alma aprir, che tacito, cocente
Quasi invisibil fulmine cadente,
Dentro mi strugge e non appar di fore.

DOMENICO BELLI – Ik brand, maar durf de verborgen gloed niet te tonen

Ik brand, maar durf de verborgen gloed
Van mijn ziel niet te tonen.
Hij vernietigt me als een onzichtbare bliksem,
Hij verteert me ongezien van binnenuit.

Ben ne gli sguardi e nei sospiri amore
L’arsura palesar cerca sovente,
Ma vinta dal timor la fiamm’ardente
Fugge dal volto e si concentr’al core.

Met blikken en met zuchten 
Probeert de liefde vaak 
Haar schroeiende hitte te tonen.
Maar door vrees overmand 
Vlucht de vlam weg van het gezicht,
Naar het hart.

Così tremo et agghiaccio ove la mia 
Face più avampa. 
Hor chi misero aspetto
Ch’a non veduto mal rimedio dia?

Daardoor huiver ik en verstijf,
Terwijl mijn toorts opvlamt.
Nu verwacht ik, armzalige, 
Dat degene die nooit 
Dit lijden heeft ondergaan me geneest.

Soffri e taci, mio cor, fatto ricetto
Di sì bel foco; incenerisci e sia
Delle ceneri tue sepolcro il petto.

Lijd in stilte, mijn hart, hoeder
Van zo’n mooi vuur. Brand en laat mijn borst
Het graf voor jouw as zijn.

LUCA MARENZIO – Qui di carne si sfama

Qui di carne si sfama
Lo spaventoso serpe, in questo loco
Vomita fiamm’e foco, e fischia, e rugge,
Qui l’erb’e i fior distrugge.
Ma dov’è ’l fero mostro?
Fors’avrà il Dio udito il pianto nostro.

LUCA MARENZIO – Hier stilt men zijn honger met vlees

Hier stilt hij zijn honger met vlees.
Op deze plaats braakt de angstwekkende slang
Vlammen en vuur en sist en brult,
Hier verwoest hij het gras en de bloemen.
Maar waar is dat wrede monster?
Misschien hebben de goden 
Ons horen huilen.

O Dio, forza del cielo,
Volgi pietosi gl’occhi
A l’infelice gelo,
A te dimand’aita, e piang’e plora,
Movi lampo e saetta
A far di lei vendetta
Contr’il mostro crudel che la divora.

O god, hemelse kracht,
Keer uw genadige ogen
Naar de ongelukkige Aarde.
Zij vraagt om hulp en huilt en smeekt, 
Werp om haar te wreken
Bliksem en pijlen
Naar het wrede monster dat haar verslindt.

LIBRO III – Aqua Amoris

JACOPO PERI – Funeste piagge, ombrosi orridi campi

Funeste piagge, ombrosi orridi campi,
Che di stelle, o di sole
Non vedeste giammai scintill’e lampi,
Rimbombate dolenti al suon dell’angosciose mie parole,
Mentre con mesti accenti
Il perduto mio ben con voi sospiro,
E voi! deh! per pietà del mio martiro,
Che nel misero cor dimora eterno,
Lagrimate al mio pianto, ombre d’inferno.

LIBRO III – Aqua Amoris

JACOPO PERI – Noodlottige oevers, sombere, donkere velden

Noodlottige oevers, sombere, donkere velden
Die nooit het flonkeren van sterren
Of de stralen van de zon hebben aanschouwd
Weerkaats bedroefd de klank 
Van mijn gekwelde woorden,
Terwijl ik snikkend mijn verloren geliefde 
Met jullie betreur.
En jullie, schimmen uit het dodenrijk,
Ach, huil uit medelijden met mijn rouw, 
Die voor eeuwig zetelt in mijn hart. 

Ohimè! che su l’aurora
Giunse all’occaso il sol de gl’occhi miei,
Misero! e su quell’ora
Che scaldarmi a’ bei raggi mi credei,
Morte spense il bel lume e freddo, e solo
Restai fra pianto, e duolo
Com’angue suole in fredda piaggia il verno,
Lagrimate al mio pianto, ombre d’inferno.

Helaas, in de ochtend van haar dagen
Daalt de zon van mijn ogen neer. 
Ik, ongelukkige, toen ik nog geloofde 
Me te warmen aan haar stralen
Doofde de dood dat mooie licht 
En bleef ik koud en alleen achter,
Ten prooi aan pijn en verdriet,
Als een slang in winterslaap 
In een ijskoud veld,
Huil om mijn verdriet, 
Schimmen uit het dodenrijk.

E tu, mentre al ciel piacque,
Luce di questi lumi
Fatti al tuo dipartir fontan’e fiumi,
Che fai per entro i tenebrosi orrori?
Forse t’affliggi, e piagni
L’acerbo fato, e gl’infelici amori?

En jij, nu het de hemel behaagt
Dat het licht van mijn ogen, 
Na jouw heengaan
In fonteinen en rivieren, is veranderd
Wat doe jij in die gruwelijke duisternis?
Ben je bedroefd en huil je 
Om het bittere lot en je verloren liefde?

Deh, se scintilla ancora
Ti scalda il sen di quei sì cari ardori,
Senti mia vita, senti,
Quai pianti, e quai lamenti
Versa il tuo caro, ohimè, dal cor interno,
Lagrimate al mio pianto, ombre d’inferno.

Ach, wanneer een vonk 
Van deze dierbare liefdesgloed
Jouw hart nog kan verwarmen,
Hoor dan, mijn leven, 
Het klagen en de tranen aan,
Die jouw geliefde vergiet 
Vanuit de diepte van zijn hart, 
Huil met mij, schimmen uit het dodenrijk.

ANONYME – Torna, torna al freddo cor

Torna, torna al freddo cor,
Onde partita sei, Vita mia,

ANONYME – Keer terug, keer terug

Keer terug, keer terug in het koude hart,
Waaruit je vertrokken bent, mijn leven.

Bianco e nero sarà il mio manto,
Poi che piace a te, Vita mia.

Wit en zwart zal mijn mantel zijn,
Want dat wil je graag, mijn leven.

Io ti lasso, o cieco mondo, 
Tu non fai per me.

Ik verlaat je, blinde wereld,
Je bent niet voor mij.

Io ti lasso, o cara madre, 
Mi parto da te.

Ik verlaat je, oh lieve moeder,
Ik ga weg van jou.

Addio padre, addio fratelli, 
Pregate per me.
Voi sorelle, pregate per me.

Vaarwel vader, vaarwel broers,
Bid voor mij.
Jullie, zusters, bid voor mij.

GIULIO CACCINI – Ineffabile ardore

Ineffabile ardore,
Ch’agli alberghi del ciel richiama il core.

GIULIO CACCINI – Onuitsprekelijke passie

Onuitsprekelijke passie,
Die het hart naar de hemel roept.

LIBRO IV – Locus Solus

LIBRO IV – Locus Solus

LIBRO V – Venum in Parola

CLAUDIO MONTEVERDI – Apprendete pietà

Apprendete pietà, donne e donzelle!

LIBRO V – Venum in Parola

CLAUDIO MONTEVERDI – Toon toch medelijden

Toon toch medelijden, vrouwen en meisjes!

CLAUDIO MONTEVERDI – Lettera Amorosa

Se i languidi miei sguardi, 
Se i sospiri interrotti,
Se le tronche parole 
Non han fin hor potuto, 
O bell’idolo mio, 
Farvi de le mie fiamme intera fede, 
Leggete queste note,
Credete a questa carta,
A questa carta, in cui
Sotto forma d’inchiostro, il cor stillai. 
Qui sotto scorgerete
Quegl’interni pensieri,
Che con passi d’amore 
Scorron l’anima mia;
Anzi avvampar vedrete
Come in sua propria sfera,
Nelle vostre bellezze, il foco mio. 

CLAUDIO MONTEVERDI – Liefdesbrief

Als mijn smachtende blikken,
Als mijn hortend gezucht,
Als mijn gestamel,
O mijn schone aanbedene,
U tot nu toe niet voldoende konden overtuigen,
Van mijn brandende liefde,
Lees dan deze regels,
Hecht geloof aan dit papier waarop 
Mijn hartenbloed stroomt in de vorm van inkt.
Hieronder zul je die intieme gedachten
Ontwaren, die in het ritme van de liefde
Mijn ziel doorstromen;
Sterker, u zult mijn vuur 
Zonder terughoudendheid zien branden,
Voor uw schoonheid.

Non è già parte in voi
Che, con forza invisibile d’amore, 
Tutto a sé non mi tragga.
Altro già non son io
Che di vostra beltà preda, e trofeo.
A voi mi volgo, o chiome,
Cari miei lacci d’oro,
Deh, come mai potea scampar sicuro, 
Se come lacci l’anima legaste,
Come oro la compraste?
Voi pur, voi dunque sete
De la mia libertà catena, e prezzo. 
Stami miei preziosi,
Bionde fila divine,
Con voi l’eterna Parca
Sovra il fuso fatal mia vita torce. 

Er is door de onzichtbare kracht van de liefde 
Immers niets dat mij niet volledig 
Bindt aan u,
Ik ben slechts prooi of trofee
Van uw schoonheid.
Ik richt me tot u o haardos, 
Geliefde gouden snoeren,
Ach, waar vind ik nog een veilige toevlucht 
Nu u mijn ziel ermee hebt gestrikt,
Als was die met goud gekocht.
U bent de keten aan mijn vrijheid, en de prijs.
Blijf bij mij goddelijke blonde lokken,
Met u spint het lot mijn leven 
Op haar noodlottige spinnewiel. 

Voi, voi, capelli d’oro,
Voi pur sete di lei,
Ch’è tutta foco mio, raggi, e faville.
Ma, se faville sete, 
Ond’avvien che ad ogn’hora 
Contra l’uso del foco in giù scendete?
Ah, ch’a voi per salir scender conviene,
Che la magion celeste ove aspirate,
O sfera degli ardori, o Paradiso,
È posta in quel bel viso.

Jullie, jullie, gouden lokken,
Jullie stralen en vonken van haar
Zetten mij in vuur en vlam,
Maar als jullie vonken zijn, 
Hoe komt het dan dat jullie
Alsmaar, tegen de regels in afdalen?
Ah, jullie moeten eerst dalen
Om te kunnen stijgen,
Want de hoogste hemel 
Waarnaar jullie streven,
Of de lichtende hoge sferen, of het paradijs
Bevinden zich in dat mooie gezicht.

Cara mia selva d’oro,
Ricchissimi capelli,
In voi quel labirinto Amor intesse,
Onde uscir non saprà l’anima mia.
Tronchi pur morte i rami
Del prezioso bosco,
E da la fragil carne
Scuota pur lo mio spirto,
Che tra fronde sì belle ancor recise,
Rimarrò prigioniero,
Fatto gelida polve, ed ombra ignuda. 

Dierbare gouden bos,
Onschatbaar rijke haardos,
In jullie weeft Amor het labyrint 
Waaruit mijn ziel geen uitweg weet.
Wist Amor mij te strikken 
Hak de takken maar af
Van dit dierbare bos
En verdrijf uit het zwakke vlees
Mijn ziel, want tussen zo fraai gebladerte,
Ook nu het is gesnoeid,
Zal ik gevangene blijven 
Zelfs als ijzig stof en naakte schim

Dolcissimi legami,
Belle mie piogge d’oro,
Qual hor sciolte cadete
Da quelle ricche nubi,
Onde raccolte sete,
E, cadendo, formate
Preziose procelle,
Onde con onde d’or bagnando andate
Scogli di latte, e rive d’alabastro,
More subitamente,
O miracolo eterno
D’amoroso desìo,
Fra sì belle tempeste arso il cor mio.

Liefste koorden, 
Mijn mooie goudenregen,
Wanneer jullie druipend 
Uit die rijke wolken vallen,
Waarin jullie waren verzameld,
En vallend kostbare stormen vormen,
En jullie golf over golf van goud,
Melkwitte rotsen 
En kusten van albast overspoelen,
O, eeuwig wonder van liefdesverlangen,
Dan, tussen zulke fraaie stormen,
Sterft op slag mijn hart

Ma già l’hora m’invita,
O degli affetti miei nunzia fedele,
Cara carta amorosa,
Che dalla penna ti divida homai.
Vanne, e s’Amor e ’l Cielo
Cortese ti concede
Che de’ begl’occhi non t’accenda il raggio, 
Ricovra entro il bel seno,
Chi sà che tu non giunga
Da sì felice loco
Per sentieri di neve a un cor di foco. 

[Apprendete pietà, donne e donzelle!]

Maar nu eist de tijd, 
Oh, dierbare liefdesbrief,
Dat je je losmaakt van mijn pen.
Ga, en als de liefde en de hemel toelaten 
Dat de stralen van haar ogen
Je niet verbranden, 
Verberg je dan maar in haar boezem.
Wie zegt dat jij niet 
Vanaf zo’n zalige plek,
Over sneeuwwitte paden
Tot haar vurige hart doordringt.

[Toon toch medelijden, vrouwen en meisjes!]

LIBRO VI – Contra Mondo

ANONYME – Stravaganza d’amore

Stravaganza d’amore!

LIBRO VI – Contra Mondo

ANONYME – De uitbundigheid van de liefde!

De uitbundigheid van de liefde!

CLAUDIO MONTEVERDI – Zefiro torna, e di soavi accenti

Zefiro torna, e di soavi accenti
L’aer fa grato, e ’l piè discioglie a l’onde,
E mormorando tra le verdi fronde,
Fa danzar al bel suon su’l prato i fiori.

CLAUDIO MONTEVERDI – De Zefier keert terug, en met zachte stootjes

Het briesje keert terug, 
En met zachte stootjes
Speelt hij met de lucht en woelt de golven op,
En fluisterend tussen de groene takken,
Laat hij de bloemen op het veld dansen.

Inghirlandato il crin ninfe e pastori
Note tempran d’amor care e gioconde;
E da monti e da valli ime e profonde
Raddoppian l’armonia gli antri canori;
Sorge più vaga in ciel l’aurora, e ’l sole
Sparge più luci d’or, più puro argento
Fregia del mare il bel ceruleo manto.

Nimfen en herders,
Hun haar getooid met kransen,
Zingen zoete, vrolijke liefdesliederen;
En vanuit de bergen en de valleien, 
Hoog en laag
Echoën de zoetgevooisde grotten hun lied.
De dageraad maakt de hemel nog helderder 
En de zon straalt met gouden licht,
En een zuiver zilver versiert de lichtblauwe mantel van de zee. 

Sol io, per selve abbandonate e sole,
L’ardor di due begli occhi e ’l mio tormento,
Come vuol mia ventura, or piango or canto.

Ik loop alleen 
Door eenzame verlaten wouden,
En beurtelings zing ik of huil ik, om de gloed van twee mooie ogen,
En om mijn kwelling, 
Zoals mijn lot dat voorzien heeft. 

EMILIO DE’ CAVALIERI – O che nuovo miracolo

O che nuovo miracolo,
Ecco che in terra scendono,
Celeste alto spettacolo,
Gli dèi che il mondo accendono.
Ecco Amore e Venere
Col piè la terra hor premere.

EMILIO DE’ CAVALIERI – O wat een nieuw wonder

Oh, wat een nieuw wonder,
Hemels schouwspel,
Zie hoe de goden die de wereld verlichten,
Afdalen naar de aarde.
Zie, hoe Amor en Venus
Voet zetten op de aarde.

De’ sposi homai, che con benigna speme
Angustia affrena e preme,
Udito ha Giove in cielo
Il purissimo zelo,
E dal suo seggio santo
Manda il ballo e il canto.

Jupiter heeft in de hemel gehoord
Van de zuivere toewijding
Van het hoopgevende paar 
Dat het noodlot bestrijdt,
En heeft vanuit zijn heilige troon 
Dans en zang gestuurd

Che porti, o drappel nobile,
Ch’orni la terra immobile?

Wat brengen jullie, o nobel gezelschap,
Om de roerloze aarde te versieren?

Portiamo il bello e il buon che in ciel si serra,
Per far al Paradiso ugual la terra.

We brengen schoonheid en goedheid,
Die in de hemel ligt besloten,
Om de aarde gelijk te maken aan het paradijs.

Tornerà d’auro il secolo?
Tornerà il secol d’oro,
Una felice hora 
Ogni novella aurora.

Is een eeuw van goud op komst?
Er komt een eeuw van goud,
Elke nieuwe dageraad 
Een gelukzalig uur.

Quando verrà che fugghino
I mali e si distrugghino?
Di questo nuovo Sole
Nel subito apparire
E i gigli e le vïole
Si vedranno fiorire.

Wanneer het zover is dat het kwaad 
Verdwijnt en wordt vernietigd
Dan zullen we bij het plotseling verschijnen
Van deze nieuwe zon
De lelies en de viooltjes 
Zien bloeien.

O felice stagion, beata Terra!
Zefiro, ben saprai beato a pieno
Dagli sposi levar ogni veleno.

Oh heerlijk jaargetijde, gelukkige aarde!
Briesje, jij zal het gelukkige paar
Tegen elk gif beschermen.

O novella d’amor fiamma lucente!
Questa è la fiamma ardente
Che infiammerà d’amore
Ancor l’anime spente.

Oh nieuwe lichtende liefdesvlam!
Dit is de gloeiende vlam 
Die de liefde opnieuw 
Zal laten ontbranden in uitgedoofde zielen.

Ecco ch’Amor ogn’hora
Il ciel arde e innamora.

Kijk, Amor en Cura laten de hemel 
In liefde ontbranden.

Alla coppia nuziale
Corona trionfale
Tessin ninfe e pastori
Dei più leggiadri fiori.

Voor het liefelijke paar 
Vlechten nimfen en herders 
Triomfale kransen 
Van de sierlijkste bloemen.

Sì bel sposo hor va felice, e altero,
E sposa sì gentil di santo foco
Arde e si accinge a l’amoroso gioco.

De mooie bruidegom beweegt zich nu 
Gelukkig en trots,
En de gelukkige bruid gloeit van heilig vuur 
En maakt zich op,
Voor het liefdesspel.

Voi, dèi, scoprite a noi la degna prole. 
Nasceranno progenie
Che renderan felice
Del mond’ogni pendice.

U, goden gun ons het edel nageslacht.
Er zullen nakomelingen geboren worden 
Die elke plooi van de wereld
Gelukkig zullen maken.

Serbin le glorie i fiori in questa terra
Se Morte li occhi chiude e serra.

Laten de goden hun glorie bezingen
Als de dood hun ogen sluit.

Le meraviglie nuove
Noi narreremo altrove;
Hor che scelta fatale
Il Ciel rende immortale.

De nieuwe wonderen
Zullen we overal vertellen,
Nu de hemelse lotsbeschikking, 
Ze onsterfelijk maakt. 

Le quercie hor mel distillino
E latte i fiumi corrino,
D’amor l’alme sfavillino
E gli empi vizi aborrino,
Disìo tessa l’istorie
Di così eterne glorie.

Laat uit eiken honing vloeien
En in de beken melk. 
Laat de zielen fonkelen van liefde 
En afkerig zijn van lage ondeugd 
En laat Verlangen de geschiedenis vertellen
Van deze onvergankelijke glorie.

Guidin vezzosi balli
Fra queste amene valli,
Portin ninfe e pastori
Dal campo al ciel gli onori.
Giove benigno aspiri
Ai vostri alti desiri.
Cantiam con lieto ardore
Stravaganze d’amore!

Laat nimfen en herders sierlijk dansen
In deze liefelijke valleien,
En laat ze de eer verder dragen, 
Van het veld naar de hemel. 
Moge Jupiter welwillend beschikken
Over jullie hooggestemde verlangens.
Laten we blij de lof zingen 
Van de uitbundigheid van de liefde!

Hoofdsponsor Nationale Opera & Ballet

Partner

Brook Foundation