oedipe

Oedipe: De mens is sterker dan het lot

14 november 2018

Tekst: Benjamin Rous

We mogen George Enescu plaatsen in het illustere rijtje van componisten als Ludwig van Beethoven en Claude Debussy die slechts een enkele opera voltooiden. Met Oedipe, waaraan hij bijna een kwart eeuw lang werkte, schiep Enescu een van de grote muziekdramatische meesterwerken van de twintigste eeuw.

Een wonderkind dat op zijn vierde al begon met viool spelen, zijn eerste composities schreef toen hij op zijn vijfde het notenschrift had geleerd, en op zijn zevende werd toegelaten tot het Weense conservatorium. De in 1881 in Roemenië geboren George Enescu was een zeldzaam muzikaal fenomeen. Nadat hij, nog geen dertien jaar oud, het conservatorium had afgerond zette hij in 1895 zijn opleiding voort in Parijs, waar hij onder meer compositie studeerde bij Jules Massenet en Gabriel Fauré. Vier jaar later rondde hij ook die studie af.

Hij verwierf grote bekendheid als componist met zijn Eerste en Tweede Roemeense Rapsodie uit 1901, nog steeds zijn meest bekende en populaire stukken. Zijn leven lang zou Enescu een bestaan als wereldberoemd vioolvirtuoos, dirigent en pedagoog combineren met het componeren. Dat verklaart wellicht het relatief lage aantal voltooide werken, en het feit dat meer dan een kwart eeuw verstreek tussen de eerste ideeën voor Oedipe, wat zijn enige opera zou blijven, en de première in Parijs op 13 maart 1936.

Het volledige levensverhaal

Lange tijd zocht Enescu naar een geschikt onderwerp voor een opera, tot hij in 1909 in de Comédie-Française een opvoering bijwoonde van Sophocles’ tragedie Koning Oedipus. Hij was zo gegrepen door het stuk, en vooral de vertolking van de hoofdrol door de beroemde Franse acteur Jean Mounet-Sully, dat hij besloot de Oedipus-mythe als uitgangspunt voor zijn opera te nemen.

De toneelschrijver Edmond Fleg droeg zorg voor het libretto en kwam in 1913 met een tekst op de proppen voor een opera verdeeld over twee avonden. Zeer tegen de zin van Enescu, die een compositie zag als een organisch geheel. Hij verzocht Fleg het libretto terug te brengen tot een avondvullende opera, maar die gecondenseerde versie zou Enescu pas na de Eerste Wereldoorlog ontvangen. In de nog steeds ambitieuze opzet van Fleg omvatte de opera als eerste theaterwerk ooit het volledige levensverhaal van Oedipus, van geboorte tot dood. Feitelijk vormt het een gigantische monoloog van het titelpersonage, waarbij de andere karakters vaak niet veel meer dan souffleurs zijn.

‘De opera omvatte als eerste theaterwerk ooit het volledige levensverhaal van Oedipus’

De opera volgt de ontwikkelingen streng chronologisch. In de eerste akte is Oedipus net geboren in Thebe, en drukt het lot voor de eerste keer een stempel op zijn bestaan: de ziener Tiresias orakelt dat de jonge koningszoon zijn vader zal doden en zijn moeder zal huwen. Koning Laius geeft een herder opdracht zijn zoon in de bergen achter te laten, maar die kan dat niet over zijn hart verkrijgen; de baby wordt naar Korinthe gebracht en daar door koning Polybus en koningin Merope als hun eigen zoon opgevoed.

De tweede akte begint met het afscheid van de volwassen Oedipus van Korinthe: het orakel van Apollo heeft de voorspelling van Tiresias herhaald, en om Polybus en Merope te beschermen – Oedipus leeft immers in de overtuiging dat die zijn echte ouders zijn – vertrekt hij naar de uithoeken van de wereld. Tijdens zijn omzwervingen doodt hij inderdaad zijn echte vader bij een schermutseling op een driesprong, en door het raadsel van de Sfinx op te lossen wint hij de hand van zijn echte moeder Iocaste. De profetie is uitgekomen. De twee Oedipus-tragedies van Sophocles, Koning Oedipus en Oedipus te Colonus, vormen de tweede helft van de opera, respectievelijk de derde akte, waarin Oedipus de vreselijke waarheid over zijn leven ontdekt, en de vierde, waarin hij vrede vindt en sterft in de buurt van Athene.

GeorgeEnescu_1954_YousufKarsh.jpeg

Steeds in beweging

In de doorgecomponeerde partituur van de opera zijn de (post-)wagneriaanse invloeden duidelijk merkbaar, net als de echo’s van Fauré en van Debussy’s Pelléas et Mélisande. Maar Enescu wordt nergens een simpele navolger; hij heeft zijn eigen, volkomen unieke muzikale stijl en taal. Hoewel Enescu in principe het klassieke tonale systeem volgt, rekt hij dat systeem wel op met interessante harmonische vondsten en het gebruik van kwarttonen. Hij doorspekt zijn partituur met elementen uit de Roemeense volkstraditie, maar van authentiek oud-Griekse muziek geen spoor; van pseudohistorische reconstructies moest Enescu niets hebben. Het is een stijl waarin alles steeds in beweging is, waarin de muziek en de thema’s continu ontwikkelen en veranderen. Muziek die ‘glibbert en glijdt’, vond componist Darius Milhaud na de première van Oedipe.

De opera begint met donkere tonen in de diepe strijkers, en die klankkleur blijft de basis voor de rest van de opera, met versterking van tuba’s en lage houtblazers zoals de fagoten de basklarinet. Op papier is de orkestbezetting gigantisch maar Enescu gebruikt de verschillende instrumenten spaarzaam en uitgekiend en doseert kundig de echt welluidende climaxen, waardoor de muziek steeds transparant blijft. De vele instrumenten – waaronder een piano, harmonium, celesta en Glockenspiel, zelfs een zingende zaag en een zweepslag tegen een blok hout – zijn vooral bedoeld om extreem genuanceerde klankcombinaties en texturen aan te brengen, niet zozeer volume. Oedipe bestaat uit een gloeiend polyfoon klankweefsel, waarin details met solo-instrumenten opflakkeren.

Gigantische symfonie

Het orkestrale aandeel in de opera is zo belangrijk dat je zou kunnen stellen dat Enescu het werk heeft opgevat als een gigantische symfonie. Binnen dat symfonische raamwerk werkt Enescu met een systeem van constant ontwikkelende en veranderende muzikale motieven die je als leidmotieven zou kunnen zien. Sommige motieven zijn verbonden met personages, maar ook in abstracte zin emoties of acties die met die personages geassocieerd worden. De motieven staan met elkaar in verbinding door vergelijkbare intervallen, akkoorden of ritmische patronen, maar zijn zo verweven met de rest van de muziek dat je Oedipe gemakkelijk kunt horen zonder je bewust te worden van de motieven, of van hun gebruik als leidmotieven in dramatische zin.

De rijkdom van de partituur zie je ook in de vocale partijen van de opera. Die blijven melodisch gezien misschien niet zo snel in het geheugen hangen, maar passen prachtig in het bredere raamwerk van de opera. Net als Debussy volgt Enescu veelal het ritme van gesproken Frans, maar waar in een opera als Pelléas et Mélisande vaak woorden op dezelfde toon herhaald worden, is de vocale lijn bij Enescu steeds in beweging. Het spectrum van vocale expressie is erg breed, en gaat van normale zang tot bijna-spraak. Zo vervalt Oedipus in de derde akte, als hij zijn ogen heeft uitgestoken, tot een soort Sprechgesang: de noten bij zijn woorden staan precies genoteerd, maar Enescu geeft hier als aanwijzing ‘parlé’.

oedipe

De Sfinx

De scène met de Sfinx, een van de beroemdste uit de Oedipusmythe, laat voortreffelijk de subtiliteit en rijkdom van de opera zien. De Sfinx ontwaakt op onheilspellende chromatische loopjes op de piano en op de kam gespeelde tremolo’s van de violen. De vocale lijn van het mengwezen beweegt zich constant tussen half-gesproken en vrij glijdende tonen, waarbij het stembereik van de alt die de rol zingt, volledig gebruikt wordt, van de diepste tot de hoogste noten. Het geeft de Sfinx iets onvoorspelbaars en kwaadaardigs. De orkestbegeleiding met houtblazers en celesta verhogen de mysterieuze aura.

Ook de inhoud van het raadsel vormen Enescu en Fleg om naar hun eigen behoeften. De klassieke versie – ‘Welk wezen loopt ’s ochtends op vier benen, ’s middags op twee benen en ’s avonds op drie?’ – is eigenlijk niet meer dan een kinderraadseltje, dat met slimmigheid is op te lossen. In Oedipe geeft de Sfinx eerst een huiveringwekkend relaas hoe haar vader, het almachtige lot, gaandeweg alles vernietigt en de goden van hun tronen sleurt. Ze besluit met haar vraag wie of wat sterker is dan het lot. Het antwoord op beide raadsels blijft hetzelfde. Begeleid door percussie en strijkers, instrumenten die contrasteren met die van de Sfinx, roept Oedipus triomfantelijk: ‘de mens’. En in beide gevallen is het effect de dood van de Sfinx.

Oedipus’ verlossing

Maar in de opera lacht zij zich bijna letterlijk dood om het antwoord van Oedipus. De mens sterker dan het lot? ‘De toekomst zal je leren of de Sfinx al stervend weent om haar nederlaag of lacht om haar zege!’ Haar laatste woorden – met de ‘stem plotseling krachtig, kleurloos, metalig’, aldus Enescu – eindigen in een opwaarts glissando dat aan het slot wordt overgenomen door een zingende zaag. Een briljante muzikale vondst, die gekoppeld aan de woorden van de Sfinx bij zowel het publiek als Oedipus zelf een onbestemde ambiguïteit oproept. Want is Oedipus’ vertrouwen in de vrije wil van de mens, die hem boven het lot plaatst, wel terecht? Zijn antwoord zet immers direct de raderen van het lot in beweging en veroorzaakt het volgende stadium van zijn ondergang: onthaald als overwinnaar in Thebe trouwt hij met zijn eigen moeder.

Oedipus’ uiteindelijke overwinning op het lot is er in de opera niet in gelegen dat lot te veranderen, maar om te komen tot begrip en acceptatie, en daarmee verlossing. Als hij zijn achtergrond ontdekt, trekt hij de uiterste conclusie en steekt hij zijn ogen uit. Oedipe eindigt met het herstel van zijn gezichtsvermogen als hij Theseus, koning van Athene, naar zijn laatste rustplaats leidt. Een symbool voor het feit dat hij zijn leven in al zijn facetten op dit laatste moment nu echt onder ogen ziet? Enescu en Fleg maken van Oedipe niet de tragedie van een uitzonderlijke man, maar van een feilbaar en diep invoelbaar mens, en geven zo een bespiegeling op het menselijke leven in het algemeen. En in dat leven ligt de werkelijke waarde van de vrije wil van de mens besloten in de manier waarop hij zich verzoent met zijn lot. En de Sfinx? Die blijft uiteindelijk misschien zowel lachen als huilen.