lawrence

Lawrence Brownlee: Geboren om Rossini te zingen

26 november 2019

Tekst: Benjamin Rous

De Amerikaanse tenor Lawrence Brownlee is wereldwijd een van de meest gevraagde zangers in het belcanto-repertoire, geroemd om zijn stralend hoge en wendbare stem. In december 2019 keert hij terug naar De Nationale Opera voor de voorstelling La Cenerentola, waar hij in 2012 voor het laatst te horen was in Rossini’s Il turco in Italia.

ECCO, RIDENTE IN CIELO

Hij heeft een stem die met gemak de vocale stratosfeer bereikt en schijnbaar moeiteloos door de meest duizelingwekkende vocale versieringen beweegt. Maar Lawrence Brownlee ontdekte het repertoire waar hij nu zo vermaard om is eigenlijk bij toeval. “Toen ik mij in klassieke muziek begon te verdiepen wilde ik dolgraag La bohème zingen”, vertelt de tenor. “Mijn zangdocent liet me ook eerst dat soort stukken zingen, maar gaf al snel aan dat mijn stem daar te licht voor was.”

“Uiteindelijk vroeg hij me om iets anders te proberen, en gaf me de muziek van ‘Ecco, ridente in cielo’, de eerste aria van graaf Almaviva uit Rossini’s Il barbiere di Siviglia. ‘Neem dat eens mee,’ zei hij, ‘kom terug en laat me horen hoe dat past.’ Ik kwam terug en zong de aria voor hem. Hij stopte me na twee frasen en zei: ‘Er is geen discussie mogelijk. Dit is jouw stem. Je bent geboren om deze muziek te zingen.’ Ik heb die muziek dus niet zelf opgezocht, maar de muziek heeft mij gevonden.”

La Cenerentola - De Nationale Opera

La Cenerentola - foto: Matthias Baus

SLIM ZINGEN

Heeft dit repertoire, dat hem zo goed en natuurlijk ligt, nog wel uitdagingen voor Brownlee? “Je moet altijd efficiënt met je stem omgaan. Het is één ding om te weten dat je bepaalde muziek kunt zingen, maar je moet blijven nadenken en doseren. Een van mijn leraren zei altijd: je moet met een koel hoofd en een warm hart zingen, niet met een heet hoofd en een koel hart. Het publiek heeft vaak niet eens door hoe moeilijk het is om sommige muziek te zingen, ook als die niet heel spectaculair lijkt. Soms komt de moeilijkste muziek aan het einde van de opera, en als je je kruit in het begin al hebt verschoten lukt dat je niet.”

“Die extreem hoge noten zie ik ook niet als punten die ik moet scoren. Ik probeer ze altijd natuurlijk in te passen in de vocale lijn en expressief te zijn. Je moet ervoor zorgen dat het spontaan klinkt, en dat de woorden betekenisvol zijn. Zelfs het vocale vuurwerk moet betekenis hebben, zelfs die snelle muziek moet je op zo’n manier fraseren dat je begrijpt waarom die daar zo geschreven is. Je moet alle muziek zingen met een bepaalde overtuiging en meesterschap, alsof die muziek speciaal geschreven is voor jou.”

La Cenerentola - De Nationale Opera © BAUS_MB80726.jpeg (145.47 KB)

La Cenerentola - foto: Matthias Baus

BROWNLEE ALS DON RAMIRO

Het mooie aan zijn vak vindt Brownlee dat je nooit bent uitgeleerd. “Ik zing dit seizoen in een productie van Barbiere in Chicago met Alessandro Corbelli als Don Bartolo. Hij heeft die rol zo ontzettend vaak gezongen, en toch zie je iemand als
hij, die toch geldt als een van de beste buffo-bassen die er zijn, elke keer weer proberen om tot de kern te komen van wat die rol echt is. Dat inspireert mij ook om weer vers naar een rol te kijken en te denken: laat ik dit eens anders benaderen.”

“Ik heb Don Ramiro in La Cenerentola bijvoorbeeld altijd gezien als een wat frustrerend personage. Hij handelt nauwelijks. Als ik het was geweest in dat verhaal had ik mijzelf waarschijnlijk al veel eerder bekendgemaakt als de prins. Ik wil dan weten wie zoiets zou doen, waarom hij dat op deze manier doet. Ik heb dan de neiging om de regisseur te vragen: ‘Leg mij deze rol eens uit!’ Het zou mij ontzettend veel voldoening geven als Laurent Pelly, de regisseur in Amsterdam, mij zou kunnen zeggen: ‘Laten we samen zoeken naar de sleutel tot dit personage.’ Zodat ik straks kan zeggen dat ik hem eindelijk snap.”

La Cenerentola - De Nationale Opera ©

La Cenerentola - foto: Matthias Baus

ALMAVIVA: BROWNLEE'S FAVORIET

“Almaviva blijft een van mijn favoriete rollen. Het is zo’n complex personage, en je krijgt de kans om zoveel van jezelf te laten zien. Niet alleen wat betreft de virtuoze zang, maar ook karakterontwikkeling. Ook zijn er rollen die ik liever niet meer zing omdat ze dramatisch weinig voldoening geven. Natuurlijk wordt elke rol interessanter als je er al gravend nieuwe lagen in kunt ontdekken, maar sommige rollen zijn gewoon niet zo geschreven.”

“Die rollen zong ik vroeger, toen ik mijn carrière nog aan het opbouwen was. Nu zijn er zoveel jonge getalenteerde zangers die in dat soort rollen wel een visitekaartje kunnen afgeven. Ik ben nu 46 en op een punt in mijn carrière dat ik dat soort keuzes kan maken. Ik hoef geen grote debuten meer te maken, hoef me niet meer zo nodig te bewijzen. Ik heb een prachtige uitgangspositie om mooie nieuwe rollen te zingen. Nu is de tijd om rollen te kiezen die ik écht wil zingen, die een uitdaging voor me zijn.”

Brownlee en Assepoester

La Cenerentola - foto: Matthias Baus

TENORROLLEN IN DONIZETTI EN ROSSINI

Brownlee ziet sommige generatiegenoten met vergelijkbare stemmen langzaam in de richting van zwaarder repertoire bewegen. “Zo ver wil ik voorlopig niet gaan. Ik heb nog steeds dezelfde stem, ook al lijkt die op bepaalde manieren met de loop der jaren gerijpt te zijn. Ik wil wel nieuwe interessante rollen uitproberen. De tenorrollen in Donizetti’s Linda di Chamounix, en Rossini’s Matilde di Shabran en Ermione bijvoorbeeld. En ik wil dolgraag Rossini’s Otello doen, maar dan als Rodrigo. Dat is de rol die voor een stem als de mijne is geschreven. Mensen zien me en denken, om voor de hand liggende redenen: ‘waarom zing je geen Otello?’ Maar die rol is stemtechnisch voor mij verkeerd.”

“Een van de projecten waaraan ik nu werk is om Otello te zingen met mijn goede vriend en tenor Michael Spyres, die een echte Otello-stem heeft. Zo werk ik graag: met bevriende zangers, dirigenten en regisseurs een interessant project aangaan. Hopelijk kunnen we een intelligente en creatieve regisseur vinden die dat verhaal met ons twee kan laten werken. Er moet een regisseur zijn die het verhaal overtuigend kan brengen met een gekleurde man als Rodrigo. Er moet een manier zijn om eruit te komen, iets te laten zien wat nog niet eerder te zien is geweest.”

Dit artikel verscheen in het tijdschrift van De Nationale Opera Odeon.