laurent

Laurent Pelly: de werkelijkheid door een roze bril

5 november 2019

Tekst: Jasmijn van Wijnen

Tweemaal eerder was de Franse regisseur Laurent Pelly te gast bij De Nationale Opera. Met zijn ensceneringen van Prokofjevs L’amour des trois oranges (2005 en 2013) en Chabriers L’étoile (2014) liet hij al zien dat hij thuis is in het fantasievolle en sprookjesachtige repertoire. Nu neemt hij Rossini’s Assepoester voor zijn rekening.

Pelly kijkt er erg naar uit om La Cenerentola bij De Nationale Opera te gaan maken: “Ik krijg de kans om in veel verschillende huizen te werken en er zijn weinig plekken waar ik zo graag naar terugkeer als naar De Nationale Opera. Ik waardeer de professionaliteit van het huis, met name van de kostuumafdeling, waar ik veel mee te maken heb wanneer ik de kostuums voor mijn producties ontwerp.”

Pelly staat bekend om zijn fantasierijke producties en fijnzinnige gevoel voor komedie. Je zou het zijn signatuur kunnen noemen. “Enerzijds hou ik van komische en burleske stukken, anderzijds van magisch en sprookjesachtig werk.” Het is Pelly echter niet om de zoetsappige verhalen te doen. “Ik hou van het komische en magische, zolang het gelaagd is en daardoor interessant. Voor mij liever donkere komedies dan le comique pour le comique en Walt Disney.”

La Cenerentola kent hierin de perfecte balans volgens Pelly: “Rossini’s versie is gestript van kunstmatige magie en wordt in zijn handen komisch en tegelijkertijd emotioneel diepgaand. Het gaat om magie tussen aanhalingstekens, en daar hou ik van. Dan is het aan mij om uit te zoeken waar die magie precies in schuilt. Vanuit dat idee kan ik dan, samen met mijn scenograaf Chantal Thomas, beelden creëren en gekke dingen uitvinden.”

20130225-0028

MASSENET'S CENDRILLON

Eerder ensceneerde hij elders al een ander Assepoestersprookje, Cendrillon van Jules Massenet. Hoe verschillen deze opera’s van elkaar? Pelly: “Cendrillon blijft dicht bij het originele verhaal van Charles Perrault, terwijl Rossini bijvoorbeeld de toverende peettante schrapt en de boze stiefmoeder vervangt voor een boze stiefvader. Bij La Cenerentola kom je daardoor meer in een studie van moraal terecht dan in een echt sprookje.” Dit inzicht heeft een stempel gedrukt op het regieconcept. “Ik stelde me de sprookjesgebeurtenissen voor als een soort fantasie of droom van Angelina, waarvan ze elementen aan haar werkelijkheid koppelt.” Deze spanning tussen droom en werkelijkheid is ook in de scenografie zichtbaar. “Het  toneelbeeld is zowel realistisch als helemaal niet, net zoals een droom dat is.”

costume

ROSSINI'S BELCANTOSTIJL

Een ander groot verschil tussen de Assepoesters van Massenet en Rossini is de muziek. Rossini’s belcantostijl is technisch veeleisend voor zowel zangers als regisseur. Pelly: “Het is muziek waarin de stem en de technische mogelijkheden van de zangers op de voorgrond staan. Dat is iets wat mij interesseert bij het regisseren van de opera.” Immers: “Als je een enscenering maakt voor zangers die extreem moeilijke dingen te doen hebben, dan moet je op een heel andere manier werken dan je bijvoorbeeld bij een toneelproductie zou doen.”

Voor Pelly is de muziek leidend bij zijn regie: “Ik zeg altijd dat het in de eerste plaats de muziek is die ik in scène zet. Rossini’s muziek is gek, complex, dynamisch en grappig.” Pelly legt uit dat de stijl en het karakter van de muziek automatisch tot een bepaalde beweging leidt, en dat hij die beweging ook in de lichamen van ‘zijn’ zangers weerspiegeld wil zien. “Ik vind het interessant om in het maakproces van een operaproductie op zo’n manier met de zangers aan de slag te gaan dat de muziek als het ware ín hun lichamen gaat zitten.”

etoile

L’étoile in regie van Laurant Pelly(2014)

DECOR VAN CHANTAL THOMAS

Pelly werkt nauw samen met decorontwerper Chantal Thomas. “We bepalen samen hoe we het verhaal gaan vertellen. Wat gebeurt er? Wat is het gevoel dat de toeschouwer moet hebben?” Het is een lang proces met verschillende stappen, waarbij Pelly al direct begint met het tekenen van de kostuums. “Het tekenen van de kostuums stelt me in staat om in de personages te kruipen. Het is voor mij als het ware een weg naar binnen, een manier om de personages te vatten.”

Het toneelbeeld van La Cenerentola is, net als de muziek van Rossini, continu in beweging. “De tafel, de badkamer, de keuken: alles zal de hele tijd bewegen.” Het dromerige en ‘magische’ aspect van de enscenering wordt vervolgens gerepresenteerd door enorme roze doorschijnende meubelstukken en objecten, die voor en tussen het realistische decor zullen verschijnen. “Het doorschijnende en lichte karakter ervan vertaalt een zekere luchtigheid en spiritualiteit naar het toneelbeeld.”

Decorontwerp van Chantal Thomas

EN ZE LEEFDEN NOG LANG EN GELUKKIG?

Het originele einde van Rossini’s La Cenerentola is een happy end zoals we er wel meer kennen. Angelina trouwt met haar droomprins, vergeeft haar boze stiefvader en -zussen en vraagt haar kersverse prins hetzelfde te doen. Zo gemakkelijk komt Angelina er in de regie van Pelly echter niet vanaf. “Het idee is dat alles zich afspeelt in Angelina’s hoofd. Aan het einde van de opera keren we weer terug naar het begin en kan Angelina, met behulp van haar droom, haar werkelijke toestand accepteren.” Het optimisme van de ideeën van Prins Charming, van luxe paleizen en magie, is volgens Pelly een heel menselijk soort fantasie. Maar uiteindelijk wil hij met zijn regie aangeven dat dit optimisme niet reëel is. Net zoals Angelina aan het einde van de opera zal moeten beseffen dat zij haar werk voor onbepaalde tijd zal moeten blijven doen, wordt de toeschouwer geconfronteerd met het besef dat de menselijke conditie niet zo aangenaam, dromerig en magisch is als het originele stuk wel doet vermoeden. “Maar dit vertel ik je vandaag”, waarschuwt Pelly, waarmee hij zichzelf de vrijheid geeft om het een en ander in de loop van het repetitieproces te laten ontstaan: “Tijdens de repetities zullen er ongetwijfeld dingen aan de oppervlakte komen die de betekenis van het werk zullen veranderen. Dus misschien is het uiteindelijke resultaat wel heel anders dan ik je nu vertel.”

Foto Laurent Pelly: Carole Parodi