Groepsfoto 1 JC 20-21 Altin Kaftira.

De jonkies van Het Nationale Ballet

26 oktober 2020

Tekst: Rosalie Overing

Elk jaar wordt uit meer dan 700 aanmeldingen de crème de la crème van de jonge balletdansers geselecteerd voor de Junior Company van Het Nationale Ballet. Dit selecte groepje van ongeveer 12 dansers wordt in de Junior Company begeleid in hun ontwikkeling van balletstudent naar danser bij een groot balletgezelschap. Inmiddels bestaat het gezelschap van Het Nationale Ballet al voor meer dan een derde (voor de helft in 2021 (red.)) uit alumni van de Junior Company. Vier jonge dansers en hun artistiek coördinator Ernst Meisner vertellen over hun ervaringen

BALLETLESSEN EN GOEDE CIJFERS

De leden van de Junior Company komen van overal over de wereld en hebben hun dansopleiding gevolgd bij verschillende scholen, maar hebben iets heel belangrijks gemeen: al bijna zolang ze zich kunnen herinneren hebben ze er alles voor over om professionele balletdansers te worden. “Vanaf mijn tiende studeerde ik aan de vooropleiding van de Nationale Balletacademie, wat betekende dat ik elke dag in mijn eentje op en neer moest reizen van Den Bosch naar Amsterdam,” vertelt tweedejaars Junior Company-lid Philippe Magdelijns. “Je had dan school en balletlessen van half negen tot zes en moest daarna nog een uur naar huis reizen. In het begin merk je nog niet echt dat je heel hard moet werken en is het alleen maar leuk. Dat is het nu natuurlijk nog steeds, maar als je ouder wordt ervaar je wel meer druk en is het soms zwaar, zowel fysiek als mentaal.”

Claire Tjoe-Fat, die samen met Philippe via de vooropleiding van de Nationale Balletacademie naar het HBO is doorgestroomd, sluit zich hierbij aan. “Het combineren van de Balletacademie en de middelbare school was een van de moeilijkste periodes. Je bent heel erg gefocust op je balletlessen, maar moet tegelijkertijd ook goede cijfers halen. Je zag om je heen elk jaar mensen afvallen of zelf stoppen. Uiteindelijk zijn alleen Philippe en ik nog over.” Maar met die druk ging Claire om op de manier die balletdansers kenmerkt: “Gewoon op je tanden bijten en jezelf pushen.”

BUITENLAND

Waar Philippe en Claire heen en weer reisden tussen het huis van hun ouders en de Nationale Balletacademie en hun middelbare school in Amsterdam, lag dit anders voor de Belgische tweedejaars Sebia Plantefève. “Ik ben begonnen op een lokale privé-balletschool in België, waar vier van mijn vijf zussen op dat moment ook al dansten, maar op een gegeven moment zeiden mijn ouders “als dit echt is wat je wilt, dan moet je naar een professionele school”. Toen ben ik op mijn vijftiende voor drie jaar naar Zürich gegaan om daar te studeren.” Deze stap was voor Sebia in het begin niet makkelijk. “Je bent voor het eerst ver weg van je ouders en tegelijkertijd was de school heel streng, dus dat was soms wel moeilijk. Op een gegeven moment heb ik zelfs getwijfeld of dit wel was wat ik wilde doen, maar uiteindelijk heb ik toch doorgezet en daarom sta ik hier vandaag. In Zürich ben ik erg zelfstandig en bewust geworden en dat heeft me sterker gemaakt als persoon.”

Ook de Spaanse eerstejaars Guillermo Torrijos vertrok naar het buitenland om zijn droom na te jagen. “Ik heb altijd in het buitenland willen studeren. Vanaf het moment dat ik mij realiseerde dat ik een carrière als balletdanser wilde, wist ik dat ik weg zou moeten uit Spanje. Je hebt daar wel goede scholen, maar geen grote gezelschappen of veel werk.” Op zijn zestiende werd hij toegelaten op de Royal Ballet School in Londen. “Ik ben daar eigenlijk terecht gekomen nadat ik een Summer School deed bij de Royal Ballet School. Al mijn vrienden wilden naar die Summer School en dus deed ik ook maar auditie. Uiteindelijk werd ik als enige uitgekozen. Dat eerste jaar is mijn moeder met me meegegaan. Na het tweede jaar Summer School heb ik auditie gedaan voor de Royal Ballet School.” Inmiddels woont Guillermo al drie jaar niet meer in Spanje. “Ik mis mijn familie wel, maar ik ben het inmiddels gewend en wil ook niet terug naar Spanje.”

20-21 TenDU the WORK © Altin Kaftira-20200916-ALT08465_0

JONKIES

En nu komen al deze verhalen samen in de balletstudio van de Junior Company van Het Nationale Ballet. Voor veel van de jonge dansers is dit een droom die uitkomt. “Dansen bij Het Nationale Ballet is altijd mijn grote droom geweest,” vertelt Claire. “Ik heb als kind meegedaan aan Notenkraker & Muizenkoning, Het Zwanenmeer, Paquita en Romeo en Julia en heb bijna alle voorstellingen gezien. Ik ben dus als het ware opgegroeid met Het Nationale Ballet en het voelt als een grote eer om hier nu te mogen dansen.” Jessica Xuan, die in 2013 deel uitmaakte van de eerste lichting van de Junior Company, is daarbij haar grote voorbeeld. “Jessica is ook van de Nationale Balletacademie naar de Junior Company doorgestroomd en is vorig jaar gepromoveerd tot eerste soliste. Ik kijk enorm naar haar op en ze inspireert me heel erg. Ik wil gewoon doen wat zij doet.”

Volgens Philippe is het echter wel gek om ineens de jongste in het gezelschap te zijn. “Op school waren we al een tijdje de oudste en mocht je vaak grote rollen dansen. En dan kom je hier en ben je ineens weer het jonkie. Ik ben zelf best ongeduldig en wil altijd gelijk alles doen, dus dat is soms wel lastig. Tegelijkertijd is het natuurlijk wel gaaf om al zo jong mee te doen met zo’n groot gezelschap.”

DROMEN

Als het aan Philippe, Claire, Sebia en Guillermo ligt, is hun positie bij de Junior Company pas het begin. Ze dromen er alle vier van door te stromen naar het gezelschap en hier zo hoog mogelijk op te klimmen. Guillermo geeft hierbij aan dat eerste solist worden, de laatste trede op de ladder naar de ballettop, op dit moment voor hem niet het allerbelangrijkste streven is. “Mijn grote droom is nu om bij het gezelschap te komen, veel ervaring op te doen door veel te dansen en iemand worden waar ze op kunnen vertrouwen. Ik wil het gevoel hebben dat ik echt een aanwinst ben voor het gezelschap en iets kan toevoegen.”

Sebia deelt het verlangen de top te bereiken met haar Junior Company-collega’s, maar heeft daarnaast nog een andere droom. “Ik ben geboren in Ethiopië en toen ik vier jaar was geadopteerd door Belgische ouders. In de tijd dat ik in Zürich studeerde kwam ik in contact met mijn biologische moeder. Het voelt speciaal om weer contact met haar te hebben, maar het is ook moeilijk, want ik weet nu dat ik daar ook een halfzus en een nicht heb en dat ik eigenlijk een veel beter leven heb dan zij daar. Een grote droom van mij is daarom om ooit terug te gaan naar mijn geboorteland en daar mensen te helpen waar ik kan.”

2020 JC Unboxing Ballet 2 - Valse Fantaisie ©Altin Kaftira-01935.

DE JUNIOR COMPANY ALS ONTWIKKELINGSPLATFORM

De ontwikkeling van dansstudent tot professional die de leden van de Junior Company doormaken wordt onder andere begeleid door choreograaf Ernst Meisner. Hij danste zelf jaren bij The Royal Ballet en Het Nationale Ballet en is sinds de oprichting van de Junior Company in 2013 als artistiek coördinator bij het programma betrokken. “Het oprichten van de Junior Company was al lang een droom van Ted Brandsen. De stap naar dansen in een groot gezelschap kan namelijk best moeilijk zijn: de aandacht en correcties die je op school van je docenten kreeg is plotseling weg en je komt in een hele andere situatie terecht. Toen ik zelf als jonge danser bij The Royal Ballet kwam, voelde het echt als sink or swim. Met de Junior Company proberen we deze stap minder groot te maken.” Een van de doelen hierbij is de jonge dansers zo veel mogelijk podiumtijd bieden. “Vlieguren maken is belangrijk, want dansen leer je door te dansen. Ook kun je de volgende stap in de studio pas met iemand maken wanneer je hebt gezien wat hij of zij op het toneel doet.”

Het begeleiden van zulke jonge en veelbelovende dansers is volgens Ernst iets heel moois, maar ook een grote verantwoordelijkheid. “Als deze dansers hier komen zijn ze al bijzonder, dus je wilt hun een platform bieden waarop ze zichzelf zo goed mogelijk persoonlijk kunnen ontwikkelen en hun eigen persoonlijkheid zo veel mogelijk naar boven kunnen brengen. Ik hoop dat ik ze in dit proces energie en passie kan meegeven en ze kan helpen met zowel technische als niet-technische dingen. Het is belangrijk om openheid te creëren om over deze dingen te praten, ook als het even niet zo goed gaat.”

Al jong op grote podia staan en met grote gezelschappen dansen, maar een heel ander leven hebben dan mensen van dezelfde leeftijd: het leven van jonge balletdansers is niet altijd even makkelijk.  Toch zou geen van hen het anders hebben gewild. Het antwoord op de vraag of zij spijt hebben van de opofferingen die zij hebben moeten doen voor hun grote passie was dan ook vier keer volmondig en vastberaden “nee”. Guillermo: “Als je dingen moet opofferen voor datgene waar je van houdt, dan voelt het niet als opofferen.”

© foto's Altin Kaftira